E. du Perron
aan
R. Nieuwenhuys

Bandoeng, 7 maart 1939

Bandoeng, 7 Maart

Beste Nieuwenhuys,

Gister schreef ik je en daarnet komt je brief. Ik heb Sk. in Str. opgezocht. Zijn zaak is uiterst eenvoudig; van ‘laster’ geen sprake, al is het delict licht. Hij houdt zich goed, hoewel zoo'n geval natuurlijk, hoe dan ook, zenuwsloopend is. Zijn carrière is naar de maan en we zullen moeite moeten doen om hetzij hier (als hij blijven wil) hetzij in Europa (wat hij wschl. in ieder opzicht verkiezen zal) iets voor hem te vinden, in de journalistiek bv.

Ik verwacht veel van die bloemlezing van De Vries en jou.5954 Uit Het L.v.H. zou ik nemen: een stuk van de Zandbaai, dat over de dieren bv. Of is dat te ‘akelig’ voor het teere kindergemoed?

Met Marsman heb ik die heele Korte Baan-historie per correspon-dentie geregeld. Maar dat was eenvoudiger dan wat jullie doen. Wij hadden minder keus, lazen wat ons gestuurd werd, waren 't al eens over de voornaamste stukken, etc. - en het ging maar om 16 verhalen, terwijl we met de ‘lezers’ geen rekening hoefden te houden.

Dat stuk over Koch ter Haghe maak je dus. Maar zou je dan niet eerst bij de red. van de Loc. informeeren of hij mij inderdaad niet noemde. Van Goudoever moet een zeer geschikte vent zijn, bel hem even op en zeg waarvoor (dat je geen figuur wilt slaan of zoo).

Ik vind Orpheus i/d Desa ook nogal wee. Toch zou ik het in een bloemlezing opnemen onder het zeer behoorlijke. Maar het ‘juweel’ dat men erin wil zien is het zeker niet.

Réfl. sur le roman van Thibaudet ken ik niet. Er zullen wel goede dingen instaan. Het was geen idioot, en een hard werker; overigens ook geen buitengewoon licht.

Werk 1e nr heb ik (dwz. Koets heeft het op 't oogenblik); ik zal 't je sturen. Ik weet niets van Den Brabander af; vroeg zijn werk aan ter bespreking maar kreeg het nog niet. Kelk besprak ik inderdaad ‘matig waardeerend’ omdat ik 1o hem als complete figuur nogal mag, 2o het boek ‘niet kwaad’ vind voor wat het wil zijn (gids voor den gemiddelden lezer), hoewel ik zoowat al je bezwaren deel + nog een extra tegen dat verdom de navertellen. Maar ik heb iets meer de goede kanten doen uitkomen en meer excuseerend over de tekortkomingen geschreven. Verder gaan onze recensies een flink stuk zij aan zij. Mijn vrouw vindt dat joùw recensie5955 als geheel beter is, dwz. scherper weergeeft wat zij - en overigens ook ik! - van dat boek vindt.

Tot zoover dan voor heden. Hart. gr. van je

EdP.

P.S. Die vuurspuwende menschen5956 tegen mijn infame boek heb ik zelf ook nooit meegemaakt. Ik zou ze niet aan het woord laten komen. Ik heb een dergelijke verachting voor ze, dat ik, desgewenscht, hun bek zou dichtspuwen. Voilà.

5954Door het uitbreken van de tweede wereldoorlog zou dit niet een nieuwe bloemlezing, maar een bewerking worden van een bestaande bloemlezing: W.L.M.E. van Leeuwen, Epiek en lyriek, Indische uitgave. (Batavia): J.B. Wolters uitgevers maatschappij 1941. De bewerkers, R. Nieuwenhuys en D. de Vries, in hun voorbericht: ‘De bloemlezing-zelf is vrij ingrijpend gewijzigd. (...) Voor zover ons dit mogelijk was hebben wij Indische stukken gekozen (...)’. Van DP werd opgenomen ‘Balekambang, Zandbaai’, p. 42-49, d.w.z. het begin van het gelijknamige hoofdstuk 10, waarbij op p. 44 zonder overgang het fragment ‘De dierenhistories’ uit hoofdstuk 16 aansloot.
5955R. Nieuwenhuys, ‘De lof der middelmatigheid’ (over Kelk's Rondom tien gestalten). In: K&O 2 (1939-1940) 1 (16 februari 1939) p. 7-8.
5956Personen uit Nieuwenhuys' leraarskring.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie