E. du Perron
aan
J. Greshoff
Bandoeng, 7 december 1938
Bandoeng, 7 Dec. '38.
Beste Jan,
Ik schrijf vandaag niet lang, maar wil probeeren op tijd te zijn voor 15 December!5718 Héél veel hartelijks en alles goeds gewenscht, oude heer, ook namens Bep en aan de lieve Atie! Wat zal ik je precies toewenschen? In de eerste plaats meer tijd voor jezelf, en minder werk dat je niet persoonlijk aangaat. Maar bovenal moeten we elkaar misschien over en weer een andere wereld toewenschen; niet de andere wereld, maar een andere hier op aarde! Verder hoop ik je spoedig terug te zien en wensch ik mezelf toe dat ik nog heel wat aan je kan hebben. Wat zou het prettig zijn als we samen ergens oud konden worden, elkaar steunend over en weer, in dit opgewekte leven. Ik bedoel nu: 70 worden!
Zullen we probeeren allemaal ergens te gaan ‘koloniseeren’? Jan v. Nijlen, Menno, jij, Henny misschien, en waarom niet Jany? Zullen we naar Z. Afrika gaan: Johannesburg of Pretoria, en verder in 't suid-afrikaans schrijven? Ik heb lust erheen te gaan, om het terrein te verkennen.
Ik moet je een bericht overbrengen, dat ik de vorige keer vergat: weet je wie de dokter is die me door mijn longontsteking heeft heengeholpen? Een kostschoolvriendje van jou, en zelfs je buurman in het slaaplokaal: ‘Dicky’ Wesenhagen.5719 Herinner je je hem nog? Hij zich jou zeer goed, en dat je al verzen schreef, en een vlinderdasje droeg, en vaak somber keek als jonge dichter. Hij is nu nogal zwaar zonder werkelijk dik te zijn, kaal, met een vriendelijk gezicht en een snorretje. Op 't oogenblik geniet hij van mijn rel met Zentgraaff! Ik gaf hem je gedichten en Rebuten. Moet ik hem iets van je zeggen?
Tot zoover. Nogmaals veel plezier en heb een paar goede, prettige dagen. Nogmaals veel liefs, voor Atie en de jongens ook, van ons 3en. ‘Viva la joya!’
Als altijd je reeds 11-jarige vriend,
E.