E. du Perron
aan
W.L.M.E. van Leeuwen
Bandoeng 19 september 1938
Bandoeng, 19 Sept. '38.
Wajanglaan 25
Geachte Heer Van Leeuwen,
Ik antwoord per keerende post op uw brief. 1o kunt u mij door uw uitgever omgaand een ex. laten zenden van uw Dichterschap en Werkelijkheid? Ik maak er dan een groot artikel over - volledige kroniek! - in 't Bat. Nwsblad (2 a 3 kolom).5573 Lijkt u dat niet aardig? Ik vind dat u beloond moet worden voor uw rustelooze ijver en goede smaak, en zal probeeren ook uw ‘figuur’ een beetje te behandelen.*
2o. Ik zend u - gaf u trouwens al op, maar doe 't voor alle zeker-heid zelf - 1 ex. Sprookje van de Misdaad (dialogen over het detective-verhaal die ik schreef, gedeeltelijk herschreef) en 1 ex. Multatuli, 2e pleidooi (verdere verdediging van M. tegenover de dikkoppen en nu uitvoerig + nieuwe dokumenten uit zijn tijd te Menado en Ambon). Ik denk dat dit boek u interesseeren zal; het is geen vervolg, wel een supplement op De M. v. Lebak. U komt er zelf in voor, op blz. 94.5575
Over Mult. sprekende, een paar dingen die ik u allang zeggen wou: - in 't genre kleine verbeteringen. U hebt 't altijd over Eerloos, als u de eerste lezing van De Bruid daarboven bedoelt; maar dat is, meen ik, een toneelstuk van Van Nouhuys.5576 Dat van Mult. heette De Eerlooze. - Verder is 't ‘zoete’ portret dat u van Mult. afdrukte in Epiek en Lyriek (meen ik, of is 't in Naturalisme en Romantiek?)5577 een onecht, althans ongelijkend portret, zg. een ‘jeugdportret’, wat dan weer met de mode niet klopt, maar in ieder geval een portret waarop Mimi hem niet herkende! (Het lijkt ook niets op alle andere portretten.) Er staat altijd verkeerdelijk bij: ‘portret uit den tijd van de Havelaar’. Als dit laatste waar is, dan moet het dat portret zijn dat Mult. eens liet maken en achteraf vernietigen omdat het ‘te jong’ was en hij er zich zelf niet op herkende, en Tine ook niet. Laat ons zeggen dat dit portret niet Douwes Dekker voorstelt maar Max Havelaar.5578
Het mooiste portet v.M. dat ik ken - hij zelf vond het zijn beste - is het bekende van Mitkiewicz (1865), maar dan niet de litho die altijd gereproduceerd wordt, maar de oorspr. foto, waar die litho naar gemaakt werd.* U weet: M. verkocht die foto f 50., de litho f 10. Het Multatuli-museum kan u zeker een afdruk bezorgen, als u erom vraagt. (Adres: C. de Hart, conservator M.M., Harmoniehof 44, Amsterdam.) Ik ga dit portret reproduceeren in een bloemlezing uit de Ned. Indische belletrie, waarmee ik bezig ben. U ziet, ik doe u concurrentie aan! maar in alle kameraadschap.
Verder gaf u een Mult.-bloemlezing5580 uit, zag ik (herziening van die van Meerkerk) waarin ik een paar vergissingen zag. Ik herinner me daar maar één van, nl. u noemt die familie Swart Abrahamsz, of Sietske, terwijl iedereen daar Abrahamsz sec heette, behalve die dokter van de neurasthenie-theorie, neefje Theodoor.5581
Dat is dat. - Ik ben erg benieuwd naar uw groote werk. Mijn bloemlezing bestaat voorloopig uit 2 dln., die ieder apart en ook onder een eigen titel zullen verschijnen; met gravures, portretten, vignetten enz. Mijn uitgever hier - Nix in Bandoeng - is zoo royaal en geschikt t.o.v. deze uitgave, dat het een lust voor me is met hem te werken. Het ‘1e deel’ zal heeten: De Muze van Jan Compagnie en allerlei Comp.-rijmelaten, pamfletschrijvers enz. verzamelen - een ongelooflijk stel, uiterst onthullend overigens voor hun tijdgenooten. Dit is nauwelijks een bloemlezing te noemen, het is haast een complete verzameling en niet precies van ‘bloemen’. Ik schrijf een loopend commentaar tusschen het werk van de heeren door, in kleinere letter, mutatis mutandis als in De Groot, Leopold en Rijkens.5582 Het geheel is... laat ons zeggen: een catalogue raisonné, dat geeft wel het beste aan wat het is. Maar de tentoonstelling is erbij. Ik zal u een ex. laten sturen zoodra het boek klaar is; wie beter dan u zou dit soort werk kunnen beoordeelen? Er is over 't algemeen niets of weinig over die lieden bekend, maar wat ervan bekend is, vindt u ook in mijn kleinere letters. Het gaat van 1599-1780, sluit met een geïllustreerd résumé van de Agon, sultan van Bantam, en heeft dan als appendix een zeer savoereus javaansch verhaal uit de 18e eeuw ook, over Coen en de verovering van Jakatra.
Het volgende deel is grooter en wèl een bloemlezing. Het gaat van 1780-1860 en zal heeten Van Kraspoekol tot Saïdjah, wat een heerlijk Negerhut-achtig effect geeft, want Kraspoekol is de eerste novelle tegen de slavernij. Kortom, dit deel behandelt de ‘Verlichting’ in de kolonie, van 1780 t/m Multatuli. Het is allergrappigst zooals dan uitkomt hoe weinig ‘voorman’ M. is, zoo gezien. Maar dit neemt niet weg dat hij bereikt heeft wat die anderen maar aarzelend wisten te bemorrelen; hij heeft van de kamermuziek een schreeuw door het land gemaakt. - Als die boeken succes hebben, maak ik een ‘derde deel’, vanaf Mult. t/met 1900. Daar komen dan Daum, Van Rees, Perelaer, Annie Foore en dgl. lieden in. Het is niet zoozeer literatuur-geschiedenis als een sprekend foto-album van oude ooms en tantes. Maar als zoodanig, dus historisch, zelfs ‘sociologisch’ bekeken ook, is het allergekst en hier en daar zelfs verrassend, geloof ik.
U ziet, ik werk, ik vind hier wel wat te doen. Ik schrijf over literatuur in Koloniaal Tijdschrift ook, het tijdschr. v/d B.B.-mannen, dat in Holland verschijnt. Verder ben ik redacteur van Kritiek en Opbouw, een klein ‘democratisch’ blad, dat het éénige is met die richting, en dat zich zoo duidelijk uitspreekt, in Indië, en dus door de ‘opportunistische pers’ resoluut wordt doodgezwegen. Zoo is er wel wat te doen, ook in het moreele, bedoel ik. Mijn artikelen over literatuur in 't Bataviaasch Nieuwsblad, worden nu inderdaad door velen gevolgd. En toch, làng moet dit alles niet meer duren. Over een jaar hoop ik toch zeker in Europa terug te zijn, en mijn vrouw vindt 6 maanden eig. al de limiet.
Laat ons zeggen dat wij elkaar over een jaar toch wel zullen ontmoeten. Ik hoop het tenminste van harte.
Met vriendelijke groeten, steeds uw dw.5583
P.S.5584 Ik wou dat ik een leven van Mult. kon schrijven in 2 dln., waarvan De M.v.L. (maar vermeerderd met de nieuwe dokumenten die nu in Mult. 2e pleidooi zitten) het 1e deel zou zijn. Het 2e zou ik er dan compleet bij maken, van 1857 t/m 1887 (zijn dood). Maar Querido heeft me zoo gepest met De M.v.L. en dit boek, waar n.b. nog 900 exx. van over zijn, dus dat in ± 1300 exx. gedrukt moet zijn, zóó idioot duur gemaakt, dat hij er natuurlijk een menschenleven lang mee blijft zitten. Ik wou dat een Maecenas hem die oplaag afkocht.