E. du Perron
aan
het Bataviaasch nieuwsblad

Garoet, 27 november 1937

Naar aanleiding van de boekbespreking van E.M.B. in Uw blad van 12 Nov. jl.5061 het volgende:

Ik wil dadelijk aannemen, dat het boek van Jef Hinderdael ‘Een spel van Groote menschen’, volkomen mislukt is.

Uit het proza, hetgeen ik vroeger wel eens van den heer Hinderdael heb gelezen, kreeg ik geen goeden indruk van woordkunst en uitbeelding, en uw medewerkster E.M.B. heeft vaak op vertrouwenwekkende wijze boeken beoordeeld.

Ik neem aan, dat E.M.B. niet behept is met overwaardige denkbeelden ten opzichte van de verhouding tusschen Hollanders en andere Nederlanders (de Zuid-Nederlanders of ‘Vlamingen’ in het bijzonder).

Dan blijkt eens te meer de averechtsche uitwerking van ‘propagandistisch rederijkersproza’ dat als roman aan de lezers wordt aangeboden.

Daaraan zal het dan wel zijn toe te schrijven, dat in deze boekbespreking, behalve het aanvaardbaar gemaakte ‘afmaken’ van het boek in kwestie, ook, zoo even in het voorbijgaan, het phenomeen ‘de Vlaamsche strijd’, met eenige vlotte bewoordingen wordt weggezet.

En dat nog wel voor een ‘onschuldig publiek bij de thee’, waar zooiets er als (een) koek(-je) zal ingaan.

Dat is niet aanvaardbaar.

Dankend voor de verleende plaatsruimte,

X.

5061In ‘Van eigen en vreemden bodem, Boekbesprekingen’ (Bataviaasch nieuwsblad van 12 november 1937) besprak E.M.B. (Elsje Meijer-Brouwer) ondermeer J. Hinderdael, Een spel van groote kinderen. Zutphen [1937]. Zij citeerde uit ‘Gedicht VII’ van J. Greshoff, ‘De najaarsopruiming’ (Forum 1 (1931-1932) 2 (februari 1932), p. 80. Ook opgenomen in J. Greshoff, Mirliton, Gedichten (Haarlem 1932), p. 97) de versregel ‘Der Vlamen heil'ge taalstrijd maakt me ziek’ en noemde het boek ‘vervelend’, ‘bloedarm en hart-loos’ en een ‘bekwaam-geromantiseerde brochure over de ongeschiktheid tot regeeren van de Belgische regeering.’ Zij besloot: ‘Misschien is ieder woord waar dat de heer Hinderdael schrijft. Laten ze er dan maar wat tegen doen daarginds. Iets met verkiezingen of zoo. Laten ze desnoods pamfletten schrijven of smaadstukken of tractaatjes over den Groot-Nederlandschen geest. Maar laten ze niet een onschuldig publiek bij de thee een onverteerbaar brok rederijkersproza in de maag splitsen als het hongerig zit te gapen naar een fraai-ingeleiden roman. Dat is niet aardig.’ In haar naschrift bij DP's ingezonden brief citeerde E.M.B. Greshoffs gedicht volledig en besloot zij: ‘Ik herhaal nogmaals dat de Vlaamsche beweging “an sich” in mij zeer zeker geen tegenstandster vindt. Slechts laat ze mij volkomen onverschillig. Het literair belang ervan ontgaat mij. Honni soit qui mal y pense.’
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie