E. du Perron
aan
A.A.M. Stols
Garoet, 11 november 1937
Garoet, 11-11-'37.
Beste Sander,
Eindelijk kom ik ertoe je te schrijven. We hebben Tjitjoeroeg nl. verlaten voor Garoet, waar we nu voor een ongelooflijk billijken prijs in een verlaten hotel zitten. Sinds een pestepidemie hier, van jaren geleden, is Garoet zoo'n beetje buiten het verkeer komen te liggen, vandaar dat het hier zoo goedkoop is. En ofschoon het hier flink waaien kan, is het over 't algemeen een voor Indië heerlijk klimaat, en qua natuurschoon verrukkelijk. Door het verhuizen - inpakken, daarna ons hier wat inrichten - is je brief zoo'n beetje tusschen de vergeten paperassen gekomen. Maar vandaag zal 't dan lukken.
Ik zou je allereerst moeten danken voor de 4 gevraagde exx. Mikrochaos, die je zegt gezonden te hebben, maar je brief is van 31 Aug. en het is nu 11 November, dus ze hadden allang hier moeten zijn; edoch, ik ontving niets! Je zult dus vergeten hebben het pak te versturen of de order werd gegeven en een ander vergat het. Met dat al, ik heb geen 4 exx. meer noodig, met 2 exx. ben ik best tevreden. Kan je me die ‘alsnog’ zenden? Mijn adres is: Hotel Papandajan, Garoet (Java).
Ik ben benieuwd wat Een Voorbereiding en Bij Gebrek zullen opleveren, in de goedkoope reeks.5025 Als ze ook zoo goed gaan als de gedichten, zou je dan niet aan Van Kampen kunnen voorstellen (ik weet niet hoe je verhouding is met dat huis) om ook Nutteloos Verzet zoo te verkoopen. Hij schreef mij onlangs dat hij niets verkocht; met zoo'n strop kan je dus allicht wat anders probeeren. Of hij zelf een goedkoope reeks heeft, weet ik niet; maar kan hij jou zijn oplaag niet afstaan voor de Kaleidoscoop, en kunnen jullie dan niet bedisselen hoe je de winst, de opbrengst liever, verdeelt?5026 Ik zou het prettig vinden als dit meest ongelukkige van mijn boeken ook een klein beetje ging; te meer waar het zeker het beste is dat ik in proza schreef (verhalend), met uitzondering van Het Land van Herkomst.
Je derde druk van Jan's gedichten besprak ik in het Bat. Nwsbl, Zoodra het stuk verschenen is, zal ik het je zenden.
Ik vond (en vind) het bar pestilent, zulke beroerde berichten van je te krijgen. Ja, wij zijn wèl op de ‘baantjes’ aangewezen!5027 Waarom zou je overigens niets vinden? Ik heb hier een daggeldersschap gevonden op 't Landsarchief te Batavia met Jan. '38 - tenminste, daar is alle kans op, heelemaal zeker is 't nog niet - maar nu is de vraag of Bep het daar harden kan. We zijn nu een jaar in Indië, en eigenlijk voortdurend in voor hier uitgelezen klimaten geweest, en nog steeds is zij allesbehalve geacclimatiseerd. Als je 't logisch bekijkt, ziet het ernaar uit dat Batavia dan wel een ramp moet worden. Ik zie het ervan komen dat we, zooniet dadelijk dan toch over een tijdje, naar Europa terug moeten. En wat vind ik daar, zelfs als we in Holland blijven? Zal ik in Maastreech een advertentieblaadje beginnen? Dan kunnen we elkaar tenminste wat vertroosten (‘al kankerend vertroosten’). Wie zie je daar anders?
Heb je Don Segundo Sombra nog eens herdrukt? Zoo ja, zend er mij een ex. van; dat is een prachtboek om hier in Batavia te bespreken. 't Gesprek in Tractoria las ik, maar dat is nix voor hier. Stuur mij wèl Nijhoff's Pen op Papier en Pierrot aan de Lantaarn, dat kan ik tegelijk behandelen met de herdruk van de Nieuwe Gedichten die Querido me zenden zal.5028 Alle beetjes helpen, ‘men’ let op me, als krantenschrijver! En de madammen lezen.
Dus:
|
Verlangt Greet nooit eens naar Indië terug?5029 Zoo ja, zeg haar dan gerust dat het hoogstwschl. tegen zou vallen. Het landschap troost niet genoeg; de ongelooflijke prolligheid van maatstaven hier - waar je als kind niet mee te maken hebt, maar waar je later voortdurend van hoort - is iets ònverduwbaars. Ik heb me voorgenomen om in Batavia een paar ‘slagwoorden’ te laten hooren; bv. als ze me vragen wat ik van iemand denk, is het eerste antwoord: ‘Dat weet ik nog niet, want ik weet nog niet hoe groot zijn traktement is’. Het tweede: ‘Daar moet ik toch nog even over nadenken, want ik weet nu al hoe groot zijn traktement is, maar ik moet nog informeeren naar zijn emolumenten’. De inlanders zijn - in beginsel al - veel sympathieker, en missen althans de prollige botheid van den doorsnee-kolonist, maar voor werkelijken omgang zijn ze voor ons ook niet bruikbaar. Zelfs onder elkaar gaan ze om volgens een bepaalde code; vriendschap in europeeschen zin kennen zij niet. De vriendschap is bij hen een soort intiemere wellevendheid, d.w.z. nog altijd mijlen van werkelijke intimiteit af. Er zijn natuurlijk wel een paar uitzonderingen, die heeten dan ook meestal vereuropeescht.
Nu, Sander, dat is dat. Het beste; hartelijke groeten, ook van Bep en aan Greet, steeds je
E.