E. du Perron
aan
H. Samkalden

Tjitjoeroeg, 9 augustus 1937

Tjitjoeroeg, Maandag.

Beste Sk.,

Vanmorgen werd ik door rijtuiggeknars wakker, schoot haastig een betere pijama aan, denkend je aan 't ontbijt te zullen vinden, en zag uit de voorgalerij tusschen de krees door... de sado kordaat wegrijden, mèt een meneer erin. Ik ben zoo stom geweest gisteravond niet aan Rasidi te zeggen dat hij mij ook moest wekken, denkend dat ik je wel zou hooren. Maar we zijn wakker gemaakt en gehouden door Alijntje, aan wien we licht hebben moeten geven, als aan Goethe,4822 om hem niet te laten blèren, welk licht ons weer belette te slapen, enz., dus ik was gewoon lijk vanmorgen. Hoop een volgend maal beter mijn plicht als gastheer te doen en je een gezelliger ontbijt te verschaffen. Het schijnt overigens dat je zelfs niet ontbeten hebt. Wat is dat voor geks? Alles stond voor je klaar!

Enfin, I hope you won't be angry. Tot ziens. Gaarne je

EdP.

Bep laat je ook hartelijk groeten en zeggen dat ze nog ‘lijker’ was dan ikke.

4822Goethe zou op zijn sterfbed uitgeroepen hebben: ‘Mehr Licht’.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie