E. du Perron
aan
G.M.G. Douwes Dekker

Tjitjoeroeg, 10 april 1937

Tjitjoeroeg, 10 April 1937

Geachte Heer Douwes Dekker,

Dank voor uw brief en briefkaart. Ik kan u nog een gegeven bezorgen: het stuk in kwestie is zeker van de hand van Multatuli zelf (die is te bekend, dan dat daarover op het Mult.-museum twijfel zou kunnen bestaan), en het afschrift is door Ter Braak zeker niet haastig gemaakt, want de conservator heeft hem het oorspr. stuk mee naar huis gegeven.

De punctuatie: zoowel in uw stuk als in dat v/h museum is die niet als de punctuatie van later. Mult. zette later nooit meer een ‘;’ hier komt die in beide stukken nog voor, in het uwe zoowel als in dat v/h museum. Ik heb op de punctuatie gelet in verband met vorige stukken van Multatuli (of liever van Douwes Dekker) in de Off. Bescheiden van De Bruyn Prince,4581 en dan is het stuk v/h museum meer ‘conform’. Ik dacht daarom zelfs dat ù de punctuatie in uw afschrift - want ik heb uw afschrift (vertaling) gehad en nooit het ‘oorspr. (klerken) afschrift’ - hier en daar zelf had aangebracht. Maar hoe dan ook: hoe slordiger, hoe authentieker voor mij, want hij heeft het eerste ontwerp zeker in de grootste spanning geschreven.

Het voordeel van het museum-stuk is: dat het in Multatuli's hand is en dus het dichtst bij de alleroudste lezing (zelfs als het daarvan al een verbeterde copy - door M. zelf - mocht zijn).

Het nadeel: dat er 3 blzn. aan ontbreken. Daar kan van alles mee gebeurd zijn: wel io supposities zijn mogelijk, als je je daartoe zet.

Het voordeel van uw stuk is vooral: dat het compleet is.

Het nadeel: dat het niet in M's hand is, en dat de suppositie: op zijn eigen last door een klerk overgeschreven, tenslotte een ... suppositie blijft. Verder natuurlijk de fouten. U hebt die wel verbeterd, en heel goed, maar uw ‘oorspr. afschrift’ vertoont die toch.

Ik geloof dat in afwachting van een eventueele 3e tekst - die zich wel niet meer zal voordoen - de 2 stukken vooral goed zijn samen, elkaar aanvullend. Het eene stelt zich om zoo te zeggen garant voor het andere.

Ik heb voor mijn lezing het museumstuk gevolgd, omdat dat nu eenmaal in M's hand is, maar de voornaamste wijzigingen van uw afschrift gesignaleerd. Verder 3 blzn. lang uw lezing natuurlijk. De verschillen tusschen de twee zijn tenslotte gering.

Het allerliefst zou ik nu het ‘oorspr. afschrift’ nog even zien, maar ik kan voorloopig niet naar Bandoeng en vrees dat u het mij niet hierheen kunt zenden. Zoo ja, dan graag. Maar mijn ms. moet nu weg. Ik zie dus maar af van de publicatie in Gr. Ned., omdat ik veronderstel dat u dat toch niet prettig is - anders zou u nu reeds anders hebben gereageerd. Het afschrift van Ter Braak mag u houden, het is in ieder geval aardig voor u, lijkt mij, om het bij het andere te leggen. Dank voor de 3 dln. Brieven. Ik schrijf u nader over de rest als ik uw volgende (aangekondigde) brief krijg. Met vriendelijke groeten, gaarne de uwe

EduP.

4581P.M.L. de Bruyn Prince, Officië ele bescheiden betreffende den dienst van Multatuli als Oost-Indisch ambtenaar. Jogjakarta [etc] 1900.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie