E. du Perron
aan
A. Roland Holst
Parijs,4376 7 oktober 1936
Parijs, Woensdagmorgen.
Beste Jany,
Gisteravond kreeg ik ook nog je briefkaart. Hij heeft dus nog langer geleefd dan je aanvankelijk veronderstelde; is Darja dus ook nog bij hem geweest? Ik schreef je naar de Regentesselaan, een haastig briefje. Op het oogenblik zit ik in dit café, waar ik een uur heb om mijn koffie met croissants te verorberen en waar ik je iets minder gehaast schrijven kan. (Straks begint weer de reeks van afscheidsont-moetingen en boodschappen.)
Ik heb gisteren den heelen dag rondgeloopen met het idee van Slauerhoff's sterfbed en van dit heele verpeste bestaan; ‘poète maudit’ was hij in ieder geval toch wèl. Vanmorgen kreeg ik een brief van Menno hierover4377: heel aardig. Menno staat op het punt nog voor 2 dagen hier te komen, maar overwoog nu toch de mogelijkheid om mee te gaan naar de begrafenis, ook al omdat hij niet wilde dat men aan rancune van de zijde van Forum zou kunnen denken! Ik heb het land over de bête verknoeierij van mijn verhouding tot Slauerhoff, juist deze laatste dagen; als ik geweten had dat het einde zóó nabij was, had ik dat laatste (d.w.z. voorlaatste) briefje van hem ook nog maar geslikt natuurlijk. Maar nu het eenmaal zoover kwam, geloof ik niet dat ik naar de begrafenis zou zijn gegaan, gesteld dat ik in Holland was geweest. Het zou mijzelf toch te hypocriet hebben geleken; en dan, ik ben heelemaal niet zeker dat hij mij ook niet verweten zou hebben dat hij gestorven is en ik niet, gegeven zijn mentaliteit van kortgeleden.
Ik zal dus ook maar geen necrologische-stukjes schrijven, gesteld dat ze mij dat vroegen. Later misschien nog eens, maar dan vanuit Indië, met de afstand in ieder opzicht. Menno schreef mij dat hij in zijn artikel mijn ‘gesprek’4378 bij stukken geciteerd had, omdat hem dat het beste leek wat over S. geschreven was. Ik zou dit laatste volstrekt niet willen nazeggen - niet meer, tenminste - maar aangezien het voor de buitenwacht wel zoo zal zijn, vind ik het wel prettig op deze manier nog even vertegenwoordigd te zijn in het ‘rouwbeklag’ of ‘lijkmisbaar’, of hoe de Grieken dat noemden. - Als ik voor zijn werken nog van nut kan zijn, ben ik natuurlijk volkomen bereid; in een heeleboel opzichten ben ik er misschien meer in thuis dan anderen.
Dit alles lijkt zoo gezien wel erg administratief; mijn excuus is dat ik nu over 5 dagen weg zal zijn. Ik had je over dit weggaan en over Indië nog veel willen zeggen - ik hèb je zelfs een brief erover geschreven, die ik weer verscheurd heb - maar op het oogenblik gaat het mij niet af, ook al om den dood van Slauerhoff. Het moet wel erg prettig voor hem zijn geweest dat jij tenminste zoo bij hem was; je hebt zeker ook alles voor hem gedaan wat er te doen viel.
Ik hoop je spoedig nog te schrijven, misschien vóór ik wegga (als ik den Zondag tenminste voor mij heb), anders van boord (als de zeeziekte dat toelaat). Heel veel hartelijks van Bep ook, en een hand van
je E.