E. du Perron
aan
J. Greshoff
Bellevue, 23 november 1932
Bellevue, Woensdagmiddag.
Beste Jan,
Ik vind het werkelijk vervelend dat ik je vanmorgen dien brief schreef - het is net of ik niet blij ben met je bundel. Maar in werkelijkheid zou ik juist je werk willen behouden tegen aanvallen van anderen. Je hebt nu een genoegen om zulke bundels uit te geven; best. Maar ik zei je al: ik snak naar den bundel die Greshoff op zijn best zal geven - gevarieerd, en toch geserreerd. Wat je nu door Angèle liet overtikken is best: voeg daaraan toe, in chronologische volgorde:
Tapis Roulants | |
dan: onder één naam, maar dan nòch Whopee nòch Bierviltjes, een keuze uit die 2 afdeelingen, liefst chronologisch, dus Gistoux voorop. (Of ook maar onder Tapis Roulants, ze zijn allemaal toch ‘met vaart’ geschreven.) Hierbij ook de Examentroost. | |
En dan, tot besluit: | |
Najaarsopruiming | } Dit alles zou in één rubriek kunnen staan, bv. onder den titel Examen de Conscience |
Examen de Conscience | } Dit alles zou in één rubriek kunnen staan, bv. onder den titel Examen de Conscience |
Janus Bifrons | } Dit alles zou in één rubriek kunnen staan, bv. onder den titel Examen de Conscience |
en het gedicht dat in Forum komt. | } Dit alles zou in één rubriek kunnen staan, bv. onder den titel Examen de Conscience |
Het is gek, zooals bij jou 2 kanten zich soms pueriel tegen elkaar uitleven: aan den eenen kant het estheeterige peuterige gedoe met witte regeltjes en cijfertjes en nieuwe bladzijdjes, bij verzen die er juist alles bij te winnen hebben als ze voor de vuist weg, royaal achter elkaar worden afgedrukt, zooals de toon waarin ze geschreven zijn - en aan den anderen kant die ‘parbleu’-aardigheden, waarin je opeens vervalt, ook in verzen die verteederd en van een geheel andere kleur zijn, als in Louis-Philippe. Die ‘smoelen’, en ‘gesjochte menschen’ en ‘loeders’ en ‘parbleu's’ zijn wat je brengt in de radius van Speenhoff en Ponchon, en nu vind ik dat beide beste kerels, en de eerste (op zijn best) zelfs heel wat belangrijker dan de tweede, maar jou kan ik onmogelijk verslijten voor een bittertafelpoëet. Je temperament, je warmte, je wèrkelijke jovialiteit of hartelijkheid of hoe je 't noemen wilt, gaan juist zoo uitstekend hun weg zònder de bitter en de parbleu's. Ik wou dat je dat inzag. Behalve tegen den bundel als ‘kunst’ heb ik nl. ook dàt bezwaar: ‘c'est du chiqué, want het is Jan niet’. En als Jan zich altijd verstopte, zou het wat anders zijn; maar er zijn zooveel verzen van je - en alle, als ‘kunst’ dan ook stukken frisscher en beter - waarin je wel, en dan onnavolgbaar, jezelf bent en je eigen warmte geeft.
Enfin, het zou me spijten als je je mijn kritiek aan ging trekken en je blind staarde op Mirliton. Je ‘groote bundel’ zal iets heel anders bevatten, en als je speciaal nadenkt over deze laatste periode, bedenk dan dat je razend veel geschreven hebt, en nogmaals: dat je alleen al bewondering verdient dàt je dit alles nog zoo hebt kunnen schrijven en dat er nog zulke verdomd goede dingen bij zijn. Mirliton is ook geen slechte bundel; het is een bundel die een slechte indruk zal ma-ken door al het mindere dat er bij werd opgenomen, en dat ongetwijfeld het goede aantast. Als je de helft had weggelaten, of 2/3, dan had je nog een bundel gehad van 3 vel, en die volstrekt niet minder was geweest dan je vorige werk.
Dit wou ik er nog bij schrijven, niet om je weer te ‘troosten’, maar omdat het, volkomen eerlijkheidshalve, bij het vorige hoort. Schrijf me nu maar gauw terug, desnoods om me uit te kafferen, als je aan mijn goede bedoeling, aan mijn absolute vriendschap voor jou èn mijn liefde voor je werk maar niet twijfelt. Ik zou het zoo vervelend vinden als ik jou net zoo ‘menageeren’ moest als Hellens, en dit gààt ook niet, omdat jouw werk voor mij wat beteekent.
Je
E.
(Ik schrijf je dezen brief - en ook dien van vanmorgen - door allerlei andere bezigheden door, en heusch als een soort ‘vriendenplicht’ - let dus niet te veel op de terminologie, als die wat ‘onhandig’ mocht blijken te zijn.)