E. du Perron
aan
H. Marsman
Bellevue, 12 november 1932
Bellevue, Zaterdag.
B.H., Dank voor je bemoeienis inzake vertaalwerk en zoo; maar ik hoop dat je dien Querido toch niet al te plastisch van mijn geldnood op de hoogte hebt gesteld? Je zou daar maar één doel mee bereiken, dat ik hem zeer duidelijk aan zijn verstand breng dat hij niettemin barsten kan. Als zóó'n vent denkt dat je geld noodig hebt - denk eens aan: ghèld! - dan wordt-i natuurlijk op slag onhebbelijk. Het beste is ook dat ik jou de boeken stuur, zend jij ze dan door en spreek verder met hem af wat hij doet. Ik zal Maandag die boeken gaan halen bij de N.R.F. (koopen kan ik ze niet en daar krijg ik ze cadeau of daaromtrent). Van Le Jeune Européen wou ik eenige fragmenten vertalen uit Music-Hall (of dit heele essay?) Verder moet jij ook aan een paar heeren (als Breton) het vraagbriefje schrijven, althans teekenen, omdat ze misschien van mij hebben gehoord en me ‘niet mogen’. Drieu en Arland kan ik zelf vragen. Maar let wel: ik ben maar de vertaler; jij bent de promotor, zijnde schrijver van het essay voorop. (Bedenk ook maar eens een titel.) - Heb je mijn stuk over Donker, dat ik je zond in een dikke enveloppe, nu ontvangen? of zouden ze die weggemaakt hebben onderweg? je schrijft er niets van. Ik ben benieuwd nader te hooren of je die zaak van Den B. nu overneemt, en alleen of met iemand anders, voortzet. Hart. groeten ook aan Rien, en van mijn egâ,
je E.