E. du Perron
aan
A.A.M. Stols

Bellevue, 15 oktober 1932

Bellevue, Zaterdag.

Beste Sander,

Daarnet je beide brieven ontvangen.

Op de eerste heb ik met een soort sardonisch genoegen gekeken.* Jammer dat je me niet wat vertelde van de dialoog die er tusschen jou en Henri M. ‘rond’ deze brieven2363 ontstond. Het het zij, hierbij de verklaringen, voor zoover ikzelf die nog verstrekken kan; mijn brieven aan P.v.O. heb ik natuurlijk ook niet meer. 1. Inderdaad was dat artikel van jou over mij in D.G.W., die voorgenomen ‘bibliographie’, waarvoor ik je al mijn uitgaven gaf en die niettemin krachtig in de pen is gebleven. (Reactie van P.v.O. hierop is geheel voor zijn rekening; hij was noch op jou, noch op Greshoff, ‘in principe’ enthousiast.) - Wat dat ‘vergeet niet a.u.b.’ beteekent, kan ik mij met geen mogelijkheid herinneren; - misschien boekjes van Jan en van jou die ik beloofd had hem te sturen? Hij was blij met ieder boekje dat hij daar kreeg. - De ‘serie’ kan zeker niet de oranje-serie zijn, omdat die in '27, meen ik, nog niet eens bestond. Dus wschl. Trajectam ad Mosam of zoo, of nòg wschl.lijker, To the Happy Few. Ik had hem voorgesteld om zijn Barbaarse Dans aan jou aan te bevelen, maar begreep dat hij het ‘keurig en Hollandsch’ zou vinden, gegeven zijn voorliefde voor moderne typografische experimenten als Bezette Stad; ik zal gezegd hebben: ‘maar....’, enz. En hij voelde er ook wel voor. - Ceci dit, begrijp ik niet wat je zelf tegen ‘keurig en Hollandsch’ hebt; een groot deel van je uitgaven is dat toch zeker? (ik spreek nu niet van dingen als de bundels van Keats, maar van bv. al de boekjes met grijz(ig)e omslagen en dat roode merk erop, als bv. Terugkeer van Theuntje de Vries, Liber Basiorum, enz. Als je zoo verwoed òn Hollandsch voelde of wilde, had je toch wat anders moeten bedenken. Maar ik zie er in dit geval de schande niet van in, gegeven dat Hollandsch in de drukkunst nog wat anders beteekent dan in de literatuur).

En Holland is zoo kwaad niet, behalve dan in de letteren. Ik zou ook veel liever in Den Haag wonen dan in Brussel, als je het mij vraagt.

Nu je andere brief. Verdomd vervelend dat alles zoo vaag blijft. Maar laten we toch iets vaststellen:

1. Accoord voor Coster. Over de ‘medecontributie’ zwijg je. Wil je hierover met Menno in briefwisseling treden en hem zeggen hoeveel percentage, en zoomeer? Of met Jan? Het spreekt vanzelf dat je het niet voor niets kunt doen.
2. Ik reken erop dat de oude oplagen worden vernietigd. Ik zal hierover schrijven aan Jan, die het Angèle misschien zeggen kan. Dan is dat gebeurd.
3. Doè je Byron nog, of niet? Zoo niet, stuur me de copy dan direct; dan probeer ik er iemand anders voor warm te maken. Je hebt nu eig. alle goede tijd laten voorbijgaan!
4. Het is niet te accepteeren dat die drukker zoomaar een tekst wegmaakt. Levet is uitverkocht, zooals je weet; ik heb geen tijd, geen geld en geen lust om een 2e ex. te zoeken. Wil je dien man dus aanschrijven dat hij het zoekt en hem anders zeggen dat je verplicht zult zijn hem een nieuw ex. van dit werkje in rekening te brengen? En als hij het vindt, wil je het mij dan direct zenden?
5. Ik zou me voor Donker maar niet schamen, als je ook nog Claes uitgeeft. Deze heeren zijn eenvoudig te beschouwen als ‘zeer verkoopbaren’; uit.
6. Als ik een roman schrijf, enz... Maar dan zeker niet als Nutteloos Verzet moet blijven ‘wachten’. Ik schreef je al dat ik zéér gesteld ben op een herdruk van dit boek, dat ik tot op heden als mijn beste beschouw (vooral in den nieuwen vorm en met het zesde verhaal erbij). Geef je dat dus niet uit, dan wil ik probeeren dàt reeds aan iemand anders aan te bieden, en zal ik mij daarmee wschl. dus moeten verbinden voor een volgend werk: verhalen of roman. Alles goed en wel, maar ik ga ook geen roman schrijven voor de Nederl. lezers, als ik daar zelf geen lust toe heb; en overigens, als N. Verzet zoo onverkoopbaar blijkt, dan moet de rest dat toch ook blijven. Er moet een (net suffisant!) publiek voor mij in Holland te vormen zijn; lukt dat niet, dan blijft alles een strop. Jan spreekt van Een Jeugd in Indië, of zooiets, en wijst op het succes van boeken als Rubber van mevr. Szekely-enz.; maar hij vergeet dat duizenden menschen, die in Indië waren, hun eigen bestaantje in Rubber herkennen, en dat dit maar voor heel weinigen zal opgaan bij mijn ‘jeugd in Indië’, daar kan je van op aan! Dus nogmaals, laten we elkaar niet vriendschappelijk klutten en menageeren, en òf compleet bij elkaar blijven òf uiteengaan. Met Nijgh & Van Ditmar wil ik niets meer te maken hebben, na die Coster-historie, maar Van Kampen bood mij indertijd aan een boek uit te geven van me; misschien dat ik daar probeeren kan. En begrijp me wel: ik bespreek dit met jou ‘als vriend’, niet als concurrent-uitgever! Ik blijf het liefst bij jou, ook als dit voor mij onvoordeeliger uitvalt. Maar een minimum zou toch zijn dat je niet strop aan strop aan mij beleefde. Hierover dus graag nader; al hoeft het voor mijn part niet direct.

Schrijf me, als je in Parijs bent. Hart. groeten van

je E.

*Ik dacht er zoo bij: ‘Hoe zou het wel zijn als opeens al onze brieven, over elkaar, aan de drukpers werden prijsgegeven? Wat zou dàt een commentaar vereischen, hè?’
2363Paul van Ostaijen, Brieven uit Miavoye. Antwerpen, 1932. De passages waaraan DP refereert zijn te vinden op resp. p. 30, 31 en 44.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie