E. du Perron
aan
H. Marsman

Den Haag, 6 november 1931

Den Haag, Vrijdag.

Beste Henny,

Er is weer van alles gebeurd sinds onze laatste ontmoeting. Ik heb Slau weggebracht tot Keulen - op den weg naar Merano; ik ben daarna in Brussel en Parijs geweest. Zooeven hier teruggekomen en deze kamer opgezegd. In December zit ik hoogstwschl. òf in Parijs, òf in Amsterdam.

Vic noodigt me erg uit tot het laatste. Après tout ... Parijs is ook niet alles.

Menno zal je geschreven hebben over je stuk. Het heele slot leek mij: 1o. niet te wijzigen, 2o. een herhaling, die gewijzigd, d.w.z. gekuischt, heelemaal geen zin meer had. Daarom ⅔ v.h. stuk voor Panopticum. Wat denk je ervan? Heb je al geantwoord?

Ik laat je door Bouws sturen den bundel Het Brandglas van Aimé de Marest. Door mij opengesneden, maar door Stols voor Forum bestemd. Wat denk je van een kroniek van Vlaamsche poëzie (tweede kroniek bijv.?) waarin je ook den bundel van Herreman bespreken zou?

Laat eens wat hooren. Ik zond je nog niets voor Z.Z. West, faute d'argent. Maar ik vergeet het niet.

Hart. groeten, ook aan de felle Rina, en een hand van steeds je

Ed.

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie