E. du Perron
aan
A.C. Willink

Gistoux, 14 augustus 1931

Gistoux, Vrijdagmorgen.

Beste Carel,

Inderdaad heb ik den laatsten tijd mijn correspondentie wat ‘gematigd’. Niet alleen omdat ik te veel correspondenten kreeg, maar vnl. omdat ik weer wat tot werken kwam. Een roman of zoo zal ik vooreerst wel niet schrijven, maar ik nam de uitdaging, om een serieus essay over het rund Coster te schrijven, tenslotte aan, en zie, ik schreef 102 blzn, in één week tijds ongeveer. Ik hoop er spoedig de nog ontbrekende blzn. - een 60 à 70 denk ik - bij te schrijven, en dan af te wachten of het Coster-type nog wat meer verlangt. (Ik reken er Donker en Houwink ook toe, al is het dan met eenige verschillen.)

Het speet mij dat we den laatsten tijd zoo weinig contact met elkaar hadden, maar heelemaal mijn schuld is het niet: in Brussel kan ik jou en Wilma samen niet logeeren bij gebrek aan plaats, en hier in Gistoux gaat het moeilijk tegenover mijn moeder en haar kennissen. Een man alleen is wat anders dan een man met een juffrouw, zei Jozef Peeters. Zulke dingen zijn tenslotte verdomd stompzinnig, maar gegeven de situatie tusschen mijn moeder en mij, beschouw ik mij op Gistoux eigenlijk zelf als ‘eerste gast’. Ik heb bovendien gisteren order gekregen om na September niemand meer te vragen, omdat het heele boeltje hier misschien 3 Sept. a.s. verkocht wordt en wij dan toebereidselen moeten maken om te verdwijnen. Maar..... In ieder geval denk ik begin September - nà den 3en bijv. - naar Holland te komen en ook jou dan natuurlijk in Amsterdam op te zoeken. Die laatste ontmoeting van ons op de tentoonstelling, met dat vreemde verdwijnen als slot, was wel èrg weinig bevredigend, maar que veux-tu? ook toen was je niet alleen!

Ik ben benieuwd te zien wat je den laatsten tijd op artistiek gebied bedreef. Onze serie, in nieuw gewaad, wordt ook zonder nieuwe teksten voortgezet; achter elkaar zullen nu verschijnen: Mikrochaos (met de teekening die je daarvoor maakte), Bij Gebr. aan Ernst en Nutteloos Verzet, alles in het formaat en met de letter van Een Voorbereiding, en het laatste boek met een nieuw verhaal vermeerderd (n.l. Petrus en Paulus uit den bundel van Bijleveld); alles ook belangrijk herzien. Verder zend ik je eerstdaags Vriend of Vijand, d.w.z. de 2 laatste ‘cahiers van een lezer’, vermeerderd met allerlei latere artikelen, als over Gide en Den Doolaard. Een 3e critische bundel Tegenonderzoek is ook al aan Stols gegeven. En Uren met Dirk Coster volgt wel over een paar maanden! d.i., alles bijeen: 8 dln., waarvan 4 scheppend (een roman, twee verhalenbundels, een dichtbundel) en 4 critisch. Wat een inventaris! - maar ik zal blij zijn als dit alles definitief achter mij ligt, om mij aan iets geheel nieuws te kunnen wijden. De vraag is maar: wàt?

Er is veel gewerkt (zooals je wschl. van Bouws weet) aan een reorganisatie van de Vrije Bladen. Dit is vrijwel mislukt, maar Bouws geeft den moed niet op en ziet andere mogelijkheden. We'll see...

Je rijmprent1947 is klaar en verdomd aardig geworden, vind ik. Stols zal je spoedig een paar exx. zenden, plak er vooral één op in De Kring zelf, met ‘prijs 40 ct., te bevragen aan het buffet’ of zoo, erop! Als je het ding niet gauw hebt, schrijf er dan zelf om: p/a 13, rue Montagne-aux-Herbes-Potagères, Brux.

Van de literaire kameraden zou wschl. Ter Braak je het beste bevallen; er is eenige overeenkomst tusschen jullie, volgens mij; hetzelfde ‘intellectueele skepticisme’. Ik moet het gedaan zien te krijgen dat jullie elkaar wat beter leeren kennen. Marsman valt als mensch èrg mee; maar is, geloof ik, inderdaad toch niet iemand naar jouw ziel: hij heeft te veel lyrische uitspattingen. Maar het is een door-en-door eerlijke vent, waar je op rekenen kunt, en zonder eenige - zelfs literaire - valschheid. Een hemelsbreed verschil met den ‘charmanten’ Nijhoff, wat dat betreft, die me dan ook in optima forma gestolen kan worden.

Het kritiekje van Helman1948 las ik. Het is après tout toch een beste, maar wel wat erg domme jongen. En ook zijn ‘scheppend werk’ wordt met den dag beroerder. Las je de fraaiïgheden Overwintering en Triangel?

Je vriend Plasschaert zag ik dienzelfden tentoonstellingsavond in de gewelven van het Palais des B.A. met Wiegersma, Van Uytvanck en nog wat anderen. Hij heeft niet zóó'n dwarskut op zijn tronie, als men het, naar zijn portretten geoordeeld, zou zeggen, maar toch... aantrekkelijk blijft voor mij iets anders. Is dat boek van al die schilders (met opstellen van dezelve) nog verschenen? dat van Citroen, of hoe heette die Jood ook weer?1949 Ik ben daar nog steeds benieuwd naar. Als je het bezit, zend het me dan eens ter inzage.

O ja, kan je me ook eens terugsturen dat rare boekje van die Marie Anderson over Multatuli,1950 dat ons toen zoo amuseerde? Ik wou het Ter Braak laten lezen; - als je erop gesteld bent, krijg je het terug, bij gelegenheid, d.w.z. als ik in September mijn opwachting bij je maak en in persoon naar de nieren van je moeder kom inform eeren. Doe haar voorshands mijn beste wenschen.

Hier in Gistoux knapt mijn moeder juist aardig op, en heeft zich zelfs weer met Simone verzoend (voor hoe lang? mijn God! voor hoe lang?) Voorlopig gaat alles werkelijk nogal bevredigend - be-halve dan de Beurs, en de verkoop van het kasteel. Maar men kan en moet nu eenmaal maar hopen. Als die verkoop ditmaal weer mislukt, hoop ik je eind September uit Holland mee te nemen, of anders in October alleen hier te kunnen loodsen; tenzij je er zelf niets meer voor voelt. Anders later in Brussel? Gegeven het beroerde weer van nu, is er mooi weer en zon voorspeld tot eind October! Hopen wij ook in dezen.

Tot ziens in Sept., of schrijf me weer hierheen. Geloof me, onveranderd, geheel je

Eddy

N.B. - Doe mijn beste groeten aan je moeder en Wilma, ook die van mijn echtgenoote Simone.

1947Victor E. van Vriesland, Amsterdamsche bohème. Tekening van A.C. Willink. (Rijmprenten en plano-drukken no. 6) Maastricht 1931.
1948In De groene Amsterdammer 2827 (8 augustus 1931), p. 6 besprak Albert Helman een aantal bundels kritieken waaronder Voor kleine parochie onder de titel ‘Vijf broden en twee visschen’.
1949Albert Plasschaert en Paul Citroen, Palet. Een boek gewijd aan de hedendaagsche Nederlandsche schilderkunst. Amsterdam 1931.
1950Uit Multatuli's leven. Bijdrage tot de kennis van zijn karakter. Amsterdam 1902.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie