E. du Perron
aan
H. Marsman
Gistoux, 31 juli 1931
Gistoux, Vrijdag.
Beste Hennie,
Brief en briefkaart ontvangen. Dus vooreerst maar geen Coster. Je moet dan maar kijken hoe het is als je hier bent.
Wat je vrees voor Bouws betreft, die zal wel een ijdele blijken te zijn. Ik geloof er niets van dat hij van 8 tot 22 zou blijven! bovendien, zouden òf jullie, òf hij, in den tijd dat jullie nog samen hier zijn, in dat pension kunnen gaan; 3o. denk ik er niet over ons ‘samenwerken’ in eenig opzicht door Bouws te laten storen, en zal hijzelf dat ook geenszins probeeren. Ik kan mij bovendien met B. ophouden, terwijl jij werkt (schrijft, waar noch ik, noch B. bij hoeven te zijn) of in de zoetere momenten die je met Rien, en met Rien alléén, doormaakt! Laat alles gerust aan mij over, en kom zoo spoedig mogelijk na den 16en bijv. Als je 17 of 18 Augustus kwam? Het zou mij verwonderen als Bouws dan niet reeds lang weg was. Hij is niet iemand om zoolang buiten ‘de stad’ te kunnen. Enfin, ik houd je in ieder geval op de hoogte.
Ik zond je vanmorgen 2 exx. Een Voorbereiding, een voor jou en een voor Engelman.
Tot nader. Je
E
Onze vriendschap voor B. zal ik je bij gelegenheid wel verklaren. ‘Netelig’ hoeft het heelemaal niet te zijn!
P.S. - Zou Rien er niet voor voelen om - terwijl jij en ik ons opsluiten om te ‘werken’! - Bouws' éducation sentimentale onder handen te nemen? Wie weet hoeveel ze daarin niet vond te corrigeeren. (Het is nat. maar een idee.)