E. du Perron
aan
V.E. van Vriesland
Brussel, 7 januari 1931
Brussel, Woensdag.
Beste Vic,
Dank voor je kaart - and take your time. Niet omdat je mij niet schrijft, tenminste niet alléén daarom, vind ik het akelig dat je zoo erg veel te doen hebt Ik wou dat ik iets beters voor je kon vinden, maar het zou in Amsterdam moeten zijn en ik ben de meest onpractische kwibus onder al mijn kennissen. Hoe gaat het overigens? Gezond en steeds Kring-fähig? Hier gaat alles het oude gangetje. Ik zag Balans, en ik zag Victor.1432 Inderdaad ook alleraardigst, en hoe verholen staat dat eronder! Ik zag overigens weer een groot aantal witte vlammen, Engelen en voorgoed verlorenen in de poëtische afdeeling.1433 Voelen die jochies werkelijk niet hoe belachelijk ze zich maken? Enfin, er komt een voortreffelijk (d.w.z. van uit mijn oogpunt, en in ieder geval pittig) stuk van Ter Braak over Prisma in de vol-gende Vr. Bladen1434, met een voetnoot of na-woord van Binnendijk. Daarna denk ik dat ik eenige vragen ga stellen, in datzelfde tijdschrift, in D.G.W. of... neen, meer is er niet. Ik slik het woord ‘elders’ dus in.
Het lijkt overigens wel of jij ook al belliqueus wordt tegen me. In je stuk over de 2 ‘Chineesche bundels’ van Slau word ik niet alleen met Defresne geconfronteerd, maar op menig punt tegengesproken.1435 Mooi zoo! Waarom ‘voorhal’, zeg je, en niet aanhangsel?* O, aanhangsel is ook goed. Ik dacht toen ik die regels schreef, wschl. zóó: eerst de vertaalde gedichtjes voorop, dan de reeds meer oorspr. prozabewerkingen, om te komen tot de parel: Po Sju Ien Yuan Sjen. Dat ik dit laatste verhaal ‘misschien wel het eenige volmaakte specimen’ van het nieuwe zakelijke proza noem, lijkt mij niet zóó overdreven, - als je maar den nadruk op het genre legt. Wat willen die heeren? Een maximum inhoud met een minimum middelen, en toch alles in harmonie met elkaar, d.w.z. dat het eene van het andere volop profiteert. Dit nu is door niemand onder de jongeren zoo volledig bereikt, tot dusver. Vertel me maar eens door wie en waar. Het is misschien een toevallig raakschot van Slau, maar het is er een. - Antwoord hierop, want ik word graag van mijn vergissingen overtuigd. - Ongetwijfeld gelijk zal je wel hebben waar je spreekt van die vertaling van Klabund; daar speelt mijn onwetendheid mij parten. Ik heb nota genomen van je opmerking; het is nu voor mij trouwens ook duidelijk dat Slau naar Klabund1436 gewerkt heeft, - wat an-ders? Meerdere bezwaren van je herinner ik mij niet; ik las het stuk gisteren bij Stols.
O ja, nu dit bezwaar van mij; dat je je door mijn stuk hebt laten weerhouden om zelf uitgebreid over Slau te schrijven. Als het een uitvlucht is, vind ik het goed - maar anders! Geloof vrij dat Jany het zeer betreurt, en ik mèt hem.
Cahier 4 is werkelijk verzonden; als het weggeraakt is, is het erg vervelend, maar waar haal ik nu nòg een ex. vandaan? Het kan zijn dat het wat is blijven liggen, ergens bij de post, met al die nieuwjaarsen kerst-zendingen. Laat me nog even weten, als het tòch nog binnenkomt.
Het beste met ‘Rie’ - ofschoon ik deze familiariteit gisp en laak, kan ik toch moeilijk aan jou schrijven: met mej. Gilhuis? - Doe haar mijn hartelijke groeten en geloof me zelf, met een ferme hand, steeds je
Ed.
Hoe is De Verloren Zoon gegaan?1437
P.S. - Ik moet op een keer werkelijk eens die Ossip Kalenter1438 bij je halen en even meenemen om te leeren kennen. Ik geloof dat déze Duitscher mij wèl zal boeien.