E. du Perron
aan
J. van Nijlen
Amsterdam, 1 maart 1930
Amsterdam, Zaterdag.
Beste Jan,
Ik ben zeer blij dat Parlando934 je ook bij een herlezing zoo bevredigt, en hoop je niet teleur te stellen wat mijn korte aanteekening over dien Ritter betreft. Het is jammer dat jij of Jan Gr. of zoo niet een stukje over Parlando kan schrijven in DGW., want met Donker heb ik nog wel niet bepaald ruzie, maar de goede verstandhouding zal wel verstoord zijn, zoo ongeveer. Ik heb het trouwens veel liever zóó: God spare je voor die halve vriendschappen en die meer dan volkomen onbegrijpen's. (Het is anders tòch wel een goeie jongen!)
Tot mijn verwondering kreeg ik een briefje van Victor van Vriesland die mij schrijft dat hij ‘in de wolken is’ met Parlando. Vind je dat niet vreemd? Het schijnt dat deze V. Vr. ook de verzen van Jan Gr. buitengewoon aardig vindt. Men komt rare dingen tegen! en dat is nog een van de aardigste kanten van de fraaye letteren. Ik zag V. Vr. hier eenige malen, somtijds vergezeld van zeer schoone vrouwen.
Met mijn moeder gaat het nu opeens véél beter. Wij zoeken nog altijd te verhuizen. Als mijn adres verandert, schrijf ik je natuurlijk. En... eh... ik neem weer gymnastieklessen!
Tot nader. Veel liefs van huis tot huis en de hand van
je Ed.