E. du Perron
aan
G. Burssens
Brussel, 12 oktober 1928
Beste Burssens,
Ik stond op het punt je te schrijven, toen je brief kwam. Greshoff vraagt mij n.l. om jou te vragen een artikel voor D.G.W. over Paul: herinneringen of zo, enfin iets biografies* Het is voor het Januari-nr. bestemd, zend het dus zo gauw mogelik.480 - Heb je van de Vrije Bladen geen aanbieding gekregen redakteur voor Vlaanderen te worden? ik heb je warm aanbevolen!! Maar misschien vertrouwen ze dat niet goed met jou en waren ze met mij meer op hun gemak? - Ja, ik begrijp dat je de van Ostaijense lyriek tevergeefs gezocht hebt in mijn Gebed en dat Savonarola, Casanova en ikke bij malkander je daarvoor niet half hebben kunnen schadeloosstellen. Maar, mijn beste, ‘wat zàl ik daaran doen?’ zoals de Joden zeggen! Hoogstens kan ik je veroorloven van dat niet-gedicht een stuk wèlproza te maken (als je gelooft dat het zodoende beter wordt), of het anders zonder meer dan maar als zodanig te beschouwen. Ik heb ook tegenover Paul nooit veel aanspraak gemaakt, zoals je weet, op de titel poietes. - Wat Greshoff betreft: je doet hem onrecht. Er is tussen hem en mij misschien alleen een zekere speelsheid gelijkend (en dan nog), maar zijn prosodie is kunstiger, heeft, laat ons zeggen, veel sierliker krullen dan de mijne. Neen, Greshoff is heus geen Dinger die in de Omar Khayyam-vorm Filter naschreef (zoals Paul zeer terecht zei). - Ik begrijp ook niet waarom ze in Erts jouw spelling veranderd hebben; ik dacht eerst dat je het zelf zo had gedaan. Het is natuurlik belachelik; schrijf er een volgende keer bij dat je geen inmenging op dit gebied wenst. - Ik bèn getrouwd, maar met de moeder van mijn (driejarig) kind, dus.... - Nu, tot nader! zend gauw het artikel, en geloof me steeds
je EdP
Hoe vond je mijn portret in Erts?
(Let niet op de schone kaart; ik schrijf je van bij mijn moeder en zelfs met haar inkt.)
Origineel: Letterenhuis, Antwerpen