Bijlage 29
Bij 3529 van 13 september 1938 (Brieven VII, p. 473) . Ontwerp in handschrift van Du Perron voor het prospectus van het niet-verschenen tijdschrift ‘Noesantara’. DP haalde de naam Stentor in de tweede alinea achter ‘maandschrift’ door. De tekst is in potlood geschreven. Zie ook 3531 (Brieven VII, p. 475).
Er bestaat hier te lande behoefte aan een tijdschrift dat uiting kan geven aan een zich steeds meer ontwikkelend Indisch cultureel leven. Koloniale Studiën, het Koloniaal Tijdschrift, de Indische Gids, de publicaties van het Kon. Bat. Genootschap v. K. en W. en het Java-Instituut, bieden veel wetenschappelijks en wetenswaardigs op het gebied van staatsrecht en staathuishoudkunde, geschiedenis en volkenkunde; tal van organen vragen aandacht voor staatkundig en maatschappelijk leven, maar een algemeen tijdschrift, gewijd aan Indische letterkunde, schilder- en bouwkunst, kortom, wat bezig is een eigen Indische cultuur te worden, ontbreekt.
Het maandschrift wenscht in deze behoefte te voorzien.
Het wil zijn een kompas voor die Inheemsche kringen waar de wensch leeft naar een beter verstaan van Europeesche cultuurwaarden.
Het wil zijn een gids voor die Nederlanders, die, naast het onderhouden van hun op Europa gerichte belangstelling, het cultureele leven van de Inheemsche wereld nader willen kennen.
Het wil het waardevolle vasthouden van schilderijententoonstellingen, muziek- en tooneeluitvoeringen, lezingen, enz., waaraan de herinnering gemakkelijk verloren gaat.
Het stelt zich ten doel door het afdrukken van fragmenten uit vergeten Indische belletrie, het verleden van dit land te doen herleven.
Het wil moderne Indische gedichten, novellen en romans publiceeren, vertalingen van Inheemsche literatuur, en literair en wetenschappelijk essayistisch werk waarin algemeene cultureele vraagstukken bezien worden in hun beteekenis voor de Indische samenleving.
Het vertegenwoordigt geen politiek beginsel en staat open voor elke levende en eerlijke uiting.
S. Koperberg publiceerde in zijn bijdrage ‘Een cultureel tijdschrift’ in Kritieken opbouw 3 (1939-1940) 21 (16 december 1940), p. 335, de definitieve versie door DP van de circulaire voor ‘Noesantara’ uit november 1938 (niet in Vw).
Al geruimen tijd leeft hier te lande de behoefte aan een tijdschrift, waarin het zich hier steeds meer ontwikkelende cultureele leven kan uiten. Een tijdschrift gewijd aan letterkunde, muziek, schilderen beeldhouwkunst, kortom aan alle uitingsvormen van geestelijk werken, die in Indië de belangstelling hebben van de cultuurdragers van Oost en West.
Reeds hebben de plannen nadere vorm aangenomen om tot de uitgave te geraken van zoo'n tijdschrift, dat haar kolommen evenzeer openstelt voor uitingen van Westersche als van Oostersche cultuur, dat een wegwijzer wil zijn voor die Inheemsche kringen, waar de wensch leeft naar een beter verstaan van Europeesche cultuurwaarden en voor die Europeesche, die naast het onderhouden van hun op Europa gerichte belangstelling, het cultureel leven van een Inheemsche wereld nader willen leren kennen.
Naast de meer wetenschappelijk gerichte tijdschriften zal het op meer litteraire en essayistische wijze de cultureele vraagstukken behandelen, die leven in de Indische samenleving in hun geheele uitgebreidheid. Hierom zal de inhoud zich niet beperken tot de strikt eigenlijke Nederlandsche en Inheemsche cultuur, maar zich uitstrekken over alle geestelijk leven van Westen en Oosten. Zoo zal de aandacht gevraagd worden evengoed voor Indische gedichten, novellen en romans, vertellingen van oude en moderne Inheemsche litteratuur, als voor studies en recensies over letterkunde, muziek, dans en toneel, bouw-, schilder- en beeldhouwkunst.
Enkele prominenten uit Europeesche en Inheemsche samenleving hebben zich bereid verklaard tot de redactie van zoo'n tijdschrift toe te treden, dat men zich voorstelt maandelijks te laten verschijnen in quarto-formaat met 48 blz. druks en ongeveer 12 cliché's tegen den abonnementsprijs van f 12. - per jaar.
Slechts de financieele zijde behoeft een nadere regeling.
De promotors stellen zich voor dat een bedrag van f 10.000. - voldoende zal zijn om tot de uitgave over te gaan. In de overtuiging dat hun streven verwant is aan het werk der Kunstkringen hier te lande hebben zij zich tot ons gewend met het verzoek of de Bond van Nederlandsch-Indische Kunstkringen voor dit bedrag garant zou willen zijn.
In principe kan het hoofdbestuur met dit verzoek instemmen, mits de leden der Kunstkringen reductie verkrijgen op de abonnementsprijs tot bv. f 10. - per jaar. Voor dit garantiefonds zal echter deelname der afdeelingen noodzakelijk zijn. Hierom wenden wij ons tot U met verzoek ons te willen berichten of Uw Kunstkring de oprichting van een dergelijk tijdschrift voorstaat en tot welk bedrag gij in dat geval bereid zijt hiertoe deel te nemen aan het garantiefonds.
Voor eventueele suggesties betreffende tijdschrift en deelname der Kringen houden wij ons gaarne aanbevolen.