Bijlage 28
E. du Perron-de Roos aan C.M. Schilt, Parijs, 10 november 1934, bij 2289 (699) (Bw TB-DP 3, p. 65-67 en 421). Afgedrukt naar een niet ondertekende doorslag.
Parijs, 10-XI-'34.
Zeer geachte Heer Schilt,
Helaas moet ik weer eens komen klagen, en constateeren dat de voorwaarden van mijn correspondentschap mij vager dan ooit lijken.
Ik ontving heden een chèque van 476 francs. Er zijn in October van mij geplaatst 6 1/2 kolom:
Wereldtentoonstelling te Parijs in 1937. | 1 1/3 | kolom | |
Herfst te Parijs | ruim | 1 1/2 | kolom |
Café's en Litteratuur | 1 1/2 | kolom | |
Teekeningen en Grafiek van een Kind | ruim | 1/2 | kolom |
Parijsche Schrijvers berichten over het Litteratuurcongres van Moskou. | 1 1/2 | kol. | |
__________ | __________ | ||
6 1/2 | kolom |
Ik heb dus recht op fl. 65.
Ik heb bovendien in den loop van October, ze, evenals nu deze brief, aan U adresseerende omdat ik de betrokken redacteuren niet ken, twee artikelen gezonden die nooit geplaatst zijn: een kort over de anti-Doumergue-stemming in Frankrijk die nu door het aftreden van het ministerie bevestigd is; mijn stuk was echter niet ‘politiek’ genoeg om op het terrein van den Heer van Loon te komen, en gaf voornamelijk waarnemingen door mijzelf of door een mij bekende fransche publicist die tijdens de recente verkiezingen in het Noorden reisde, gedaan.
Het tweede behandelde het proces-Nozières, dat een week lang op de meest intense manier de Parijsche belangstelling in beslag heeft genomen, en behandelde dat van een kant waaraan de berichtgeving der pers-agentschappen niet kon toekomen. Is het dus de bedoeling dat het Vaderland door zijn Parijsche correspondent niet wordt ingelicht over de dingen die de sfeer van het publieke leven op een gegeven moment (voorbijgaand is zoo'n belangstelling na-
Bovendien is het mij bizonder onaangenaam dat in gevallen als deze beide mij niet op zijn minst de copie p.o. teruggezonden wordt. Ik weet wel dat dit aan een krant geen gebruik is, maar wanneer ik in dit toch al krap gehonoreerde correspondentschap bovendien nog werken moet zonder de zekerheid dat mijn werk geplaatst en betaald zal worden, begrijp ik niet waarom ik tot Parijsch correspondent benoemd moest worden terwijl het in werkelijkheid op een bijna los, en van de zijde van het Vaderland min of meer facultatief, medewerkerschap neerkomt.
Met vriendelijken groet en de meeste hoogachting,