Bijlage 3
E. Bouws aan H. Marsman: 's-Gravenhage, 1 juli 1931, bij 4146.
1 Juli 1931
Beste Marsman,
Je brief van 29 Juni maakt de positie inderdaad onmisvatbaar duidelijk, hij bevestigt mij de volgende stellingen:
1/ Jij, Binnendijk en van Wessem missen inderdaad het gezicht op het tijdschrift als organisme,842 jullie ziet de exploitatie geheel los van de redactie.843
2/ Een tijdschrift bestaat volgens jullie inzicht uit een aantal bedrukte pagina's door een redactie bijeengelezen uit hetgeen bij de red.secr. binnenwaait.844
Verder leert hij mij:
1/ dat jullie (met uitzondering van ter Braak, du Perron845 en van Vriesland) niet anders wenschten, dan de zaak op de oude voet voort te zetten. Alleen met hooger honorarium846 en met meer pagina's,
2/ dat voor jullie een literair tijdschrift van, door847 en voor de literatoren bestaat en dus,
3/ dat outsiders, als ik, ueberhaupt geen associatie met redactionele aangelegenheden kunnen en mogen hebben.848
Ik persoonlijk prefereer deze formuleering boven die van jouw brieven aan mij en aan Zijlstra, ik wensch geen tegenstelling van Wessem-Bouws in persoonlijke zin.
Het komt mij overbodig voor om over deze kwestie verder te discuteeren, jullie standpunt, d.w.z. dat van Binnendijk, van Wessem en jou, staat toch immers, vide je brief aan Zijlstra, volkomen vast? Dat ik er anders over denk en dat enkele anderen als Menno en Slau849 er anders over denken, is zeer evident van geen beteekenis, ik leg me er volkomen bij neer. Dat heb ik trouwens in mijn vorige brief al te kennen gegeven, ik wensch geen ‘baantje’ ik heb niet anders, dan volmaakt, ook geestelijk,850 belangeloos, de mogelijkheid willen scheppen voor het bestaan van een goed jong tijdschrift. Dat jij aan mijn oprechtheid twijfelt spijt me, ik ben niet gewoon om de dingen anders te zeggen, dan ik ze bedoel.
Je moet één ding goed begrijpen: ik heb me met deze historie ingelaten op nadrukkelijk verzoek van Zijlstra, dit heb ik in mijn brieven aan van Wessem duidelijk te kennen gegeven, overigens met veel genoegen omdat deze dingen mij werkelijk ter harte gaan. Ik heb me, wederom op verzoek van Zijlstra en met instemming van Menno en Eddie, voor een eventueele functie als red.secr. zonder stem beschik baar gesteld.851 Omdat ik mezelf inderdaad geschikt acht om als schakel, als officier de liaison, tusschen de ideeele en de commercieele belangen op te treden.
Ik heb Zijlstra verzocht er geen persoonlijke kwestie van te maken, vanmiddag, toen hij mij over jouw brief sprak, heb ik daarop nog eens de nadruk gelegd. Ik heb hem verzocht om, zoo hij van Wessem als persoonlijkheid en als niet-Rotterdammer, ongeschikt bleef achten, jullie een tegen-voorstel te doen en ik heb zelfs een paar namen genoemd van menschen die misschien in jullie oogen voldoende kwalificaties zouden hebben. Die althans in de redactioneele kolommen regelmatig paraisseeren. O.a. Otten en Bep de Roos.852
Of hij hierop ingaat weet ik niet, hij wilde de zaak, alvorens jou verder te schrijven eerst nog eens overwegen.853
Tenslotte wil ik nog enkele directe vragen uitje brief beantwoorden. Waarom ik de zaak heb doen ophouden? Omdat ik de zaak niet onmiddelijk wilde doen stranden en o.a. met Menno overleg wilde plegen omtrent een modus. Menno deelt mijn opvattingen,854 hij verwachtte niet dat jij een secretariaat van van Wessem onherroepelijk aan de plannen zou vast koppelen. Ik wist niet precies wat jouw standpunt was, daarom heb ik je geschreven. Ik heb dus gewacht op een feitelijke verklaring van jou, je voorstel op die bijeenkomst was duidelijk genoeg maar ik had er op gerekend, dat Menno of Eddie je van de onjuistheid van je standpunt zouden overtuigen.855
Zijlstra heeft in Utrecht niet gesproken, omdat hij door de wijze van inleiding en bespreking door jou en je vrienden in het onzekere was geraakt over de mogelijkheden ueberhaupt, ik heb hierop trouwens in mijn vorige brief al gewezen. Hij prefereerde nader overleg buiten jullie om, alvorens zich, zij het slechts principieel, te binden. Zijn beslissing, die o.a. afhankelijk was van de mijne, heeft hij zooals boven vermeld, op mijn verzoek opgeschort.
Ten leste je informeele laatste vraag. Als jij meent, dat je om welke reden dan ook een tijdschrift zonder mijn directe inmenging prettiger en beter kunt doen marcheeren, dan heb je te allen tijde mijn volle steun en medewerking voor zoover je die mocht verlangen ofnoodig hebben. Dat ik sommige dingen anders zie dan jij, dat ik getracht heb je formeel te zeggen, dat ik jullie onzakelijke idioten856 vind, heeft met mijn warme genegenheid voor je persoon en je werk niets te maken. Sans rancune, Marsman, wederzijds!
Beste groeten,
B.