4210 (2023a). Aan C. Malraux: Parijs, maart 1934840

Parijs, zaterdag, 11 uur.

Beste Clara,

Ik wil je met nadruk zeggen dat Bep en ik tot vandaag vervuld zijn geweest van wat je ons gezegd hebt, en dat het nog helemaal niet over is. Alles wat ik je gisteren gezegd heb, zei ik uiteindelijk tegen mijn eigen gevoel in: met mijn gevoel sta ik volkomen aan je zijde. Maar als ik voor mezelf André probeer te verklaren, dan is het niet alleen onze vriendschap, maar voel ik echt een behoefte om te geloven dat André altijd gelijk zal hebben tegen mij. Hiermee bedoel ik dat jij en ik meer in dezelfde situatie zijn dan je na gisteravond misschien denkt; er is alleen dit verschil, dat André honderd

[p. 287]
maal dichter bij jou staat dan bij mij, en dat, terwijl ik me kan permitteren hem te ‘begrijpen’, (met precies die intelligentie, die ik veel meer dan jij wantrouw), wat voor jou eerlijk gezegd eenvoudig onmogelijk is. Je voorbeeld van het jonge meisje van twintig, dat de C.H. bewondert, is te goed gekozen, en daardoor al onjuist; het is onjuist door het al te beperkte karakter ervan. Je eigen geval is completer en daarom ook over de gehele lijn begrijpelijk - en voor mensen als ik vrijwel onaanvechtbaar. Gisteravond heb ik je niet weten uit te leggen wat voor pijnlijks er volgens mij schuilt in de rechtvaardigingen door de intelligentie; pas sinds ik met je over deze dingen praat (bij de Mosquée al, maar vooral gisteravond) voel ik het toch steeds duidelijker; overigens, al wil je van de ‘waarheden van het bloed’ niets horen, je verwerpt toch de ‘dierlijke waarheden’ niet; maar je gelooft aan de rechtvaardigingen* door de intelligentie; ik eigenlijk niet. Het verschrikkelijke van de intelligentie is, dat men haar altijd kan gebruiken als pleitbezorgster voor de instincten, de behoeftes, de overtuigingen van het moment (van een bepaalde fase in onze ontwikkeling). Er zijn dingen die ik de laatste twee jaar intens voel, sinds ik met Bep leef, en dan werkt mijn intelligentie op bewonderenswaardige wijze ten gunste van deze dingen. Trouw bijvoorbeeld. Over 10 jaar misschien, als ik de behoefte voel aan een andere vrouw, of alleen de behoefte om Bep te verlaten, zal mijn intelligentie op net zo bewonderenswaardige wijze voor mijn instincten pleiten. Het is dezelfde intelligentie, alleen anders aangewend. Hetzelfde geldt voor de toepassingen in de gevallen waarin men ‘zichzelf wil overwinnen’.841 Wat hierin waar is, is dat ik in wezen ten opzichte van de wereld en de mensen waarover we het hebben gehad, precies als jij, als de Guilloux, als Bep, als André voel. Want het zou pas echt belachelijk worden als ik André tegen jou ging proberen te ‘verdedigen’: om te beginnen is er niemand die hem beter begrijpt dan jij, ten tweede is het enige wat ik probeer te bereiken (en dit tegen mezelf en mijn eigen instincten in): hem begrijpen. Ik doe het niet eens om je hoopvolle woorden te zeggen, want deze hoop heb je, al is het misschien voor over vijf jaar! - nee, ik ben veel meer een ‘egotist’, ik denk dat, als ik het op dit punt met je eens ben tegen André, ik ongelijk moet hebben; ik kan alleen gelijk hebben omdat ik geborneerder, dommer dan
[p. 288]
André ben - en vooral, veel minder verliefd; enfin, meer ‘burgerlijk deugdzaam’.

Je dacht dat als het Mareb-avontuur eenmaal voorbij zou zijn, je verwijdering ten opzichte van André zou voelen; maar je ziet of zult in de toekomst nog beter zien, dat deze vooruitziende intelligentie het aardig mis heeft, dat je hem nu juist dichter bij je voelt staan. Alles wat op het ogenblik in je lijdt, is gelukkig ook instinct uit een bepaalde fase; en ik wens van harte dat de genezing van dit alles lang voor de door jou gestelde termijn van vijfjaar zal zijn voltrokken. Ook hier reken ik op de grotere intelligentie van André, die onvermijdelijk genoeg móét krijgen van de ‘bekoorlijkheden’ die wij verafschuwen, en tot zijn eigen ‘waarheden van het bloed’ zal terugkeren, zonder welke hij geen van zijn boeken had kunnen schrijven. André die Goethe zou worden (met de betekenis die je aan deze grote Duitse meneer hecht), dat is toch onmogelijk. Dat weet jíj beter dan ik. Neem me niet kwalijk dat ik zoveel over mezelf heb gesproken in een verhaal dat over maar twee personen zou moeten gaan, maar wat zou wat ik te zeggen heb voor je betekenen, als het voor mij niets anders was dan een met intelligentie te leggen puzzel, als ik niets voelde? - Waar Bep en ik nu bang voor zijn, dat zijn de mogelijkheden voor onszelf, maar we voelen ook erg duidelijk met je mee; ik hoop dat je het hebt gemerkt.

Hopelijk zul je tot rust komen bij de Guilloux, die zeker de beste mensen zijn die je had kunnen kiezen voor zo'n rustkuur; probeer zoveel mogelijk de telegrammen en de telefoontjes te vergeten. Wil je iets laten horen zodra je terug in Parijs bent?

Doe van ons de groeten aan Guilloux, en geloof ons je

Bep* en Eddy

840De vertaling van deze brief door Philippe Noble werd eerder gepubliceerd in zijn artikel ‘Bij een teruggevonden brief van Du Perron aan Clara Malraux’ in Juffrouw Idastraat 11 7 (1981) 1 (maart), p. 13-15. De redactie heeft met toestemming van Noble enkele wijzigingen aangebracht.
*en zelfs aan de grote veranderingen
841Er is eerst het instinct dat zoiets wil.
*(Bep is er op het ogenblik niet, maar aangezien we vlak nadat we bij je waren geweest en ook vanmorgen nog lang over dit alles hebben gesproken, weet ik dat ik ook voor haar kan tekenen!)
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie