2307. Aan S. Vestdijk: Parijs, 21 november 1934
Parijs, Woensdag.
Beste Simon,
Dank voor je bespreking in de N.R.C.344 Ik vind het ook grappig dat dit je debuut is in die krant. Het is voor mij een plezier te constateeren dat je je nog maar heel ‘terzijde’ aan de journalistieke toon hebt weten aan te passen; ik ben nu zoo ver dat ik mij idioot voel zoodra ik weet dat het voor de dagbladpers is, en dit geeft niets dan last, want achteraf denk je dan weer dat het toch zoo niet hoeft en je krabbelt er nog van alles bij om het wat meer op peil te brengen....
Wat je bespreking aangaat, heb ik in dit geval natuurlijk niets te zeggen. Menno schreef mij dat hij Hamlet-als-hoogtepunt typisch voor jou vond; maar dat is juist het aardige. Er zullen er nog wel genoeg zijn die over de ‘politieke’ en actueele gedeeltes zullen loskomen. Je bezwaar tegen dat rijmpanopticum, deel ik zelf - hoewel het me geen grijze haren bezorgt. Die stukjes proza, in 2 uur bijeengeschreven, dienden inderdaad als cement, meer niet; toch zou ik ongeveer zóó die rijmpjes becommenteerd hebben, gesteld dat ik ze als een soort portretalbum aan iemand vertoond had. En één regel uit het cement is mij dierbaar: die over de nuchtere Don Quichotes tegen de verheven Sancho Panza's. Het lijkt faciel, het is het misschien, maar het is zoo verdomd juist, voor mijn gevoel.
Wanneer krijg ik je roman?345 Is het fransche versje346 nog behoorlijk op tijd gekomen? - Ik ga eind van de maand ± 3 weken verdwijnen naar Bretagne, om daar mijn ‘roman’ af te maken; hier gaat het gewoon niet!
Ik hoop dat Vic joù een heeleboel holl. boeken laat bespreken voor de N.R.C.; de lezers krijgen dan misschien weer wat benul van verhoudingen, na de totaal idiote maatstaven, en de lofzangen op allerlei prullaria, van ZEd. zelf.
Hartelijke groeten van ons beiden; je
E.