2157. Aan J. Greshoff: Parijs, 7 juli 1934

Parijs, 7 Juli.

(vervolg van het briefje van vanmiddag.)

Beste Jan,

Ik zou het voornaamste haast vergeten. Gesteld dat je op déze eindexamens al Jan Lubbes zou willen invoeren. Dan krijg je deze dialoog, tusschenjou en den jongen die een 10 krijgt voor zijn antwoord:

-Dus, jongen, wie is Jan Lubbes nu precies?
-Mijnheer, dat is wat men ook wel een boerelul noemt, maar dan flink in staat tot smeerlapperij.

(Of het dan ook op Kuyle lijkt! Tu parles!)

 

* * *

[p. 65]

Ken jij een mijnheer Alexandroff, indertijd Nederlandsch letterkundige, die o.a. verhaaltjes schreef voor De Telegraaf, Eigen Haard en Elsevier's? Ik sprak hem hier laatst,118 geheel toevallig, in de Murat, en kreeg toen o.a. een heel gesprek te voeren over Dirk Coster.

Word jij nu binnenkort niet geslagen, als je Scholte ontmoet? Je hebt een beestachtig kwaad stukje119 over hem geschreven, en het schijnt nog wel dat hij anti-fascist is. In ieder geval komt het slaan in Holland ook flink in de mode, want Den Doolaard schijnt Van Duinkerken om die prijs-kul te hebben afgerost. Je zult met een boksbeugel moeten loopen, oftewel ‘coup de poing américain’, oftewel ‘krakeling’. Kies er een met punten, dat is voor het resultaat allicht pittoresker.

Ik heb overigens weer met genot gezien hoè 'n Jan Lubbes Frans Coenen is (en altijd was). Zijn bespreking van Harten en Brood120 is teekenend: als je misschien nog een bewijs noodig had, hier dan! Als iemand den Léautaud uithangt tegen de Angèle van Hennie, om dan zóó lovend over die door-en-door goedkoope hulpfrikkenroman van Kuyle los te komen, dan is er werkelijk iets bewezen door de tijden heen. Ook de sympathie voor Dickens en de afkeer van Dostojevsky; ook die onleesbare Lubbes-romans van hemzelf. Coenen is precies Jan-Lubbes-die-voor-Léautaud-zou-willen-doorgaan (hij kent hem niet, maar ik bedoel nu de waarde Léautaud).

Nu maar weer het beste, in en buiten school!

Je E.

118Vgl. Vw 2, p. 738-740. Niet in De smalle mens. Amsterdam: Querido 1934.
119‘De bekeerling’ in de rubriek ‘Commentaar’ in GN 32 (1934) 7 (juli), p. 93-94, waarin Greshoff Henrik Scholte beschuldigde van toenadering tot het nationaal-socialisme op grond van de teneur van diens toneelkritieken.
120In GN 32 (1934) 7 (juli), p. 85-86.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie