2158. Aan F.E.A. Batten: Parijs, 8 juli 1934
Parijs, Zondag.
Beste Freddy,
Er is veel goeds in je verhaal121; alleen is het dikwijls onsamenhangend, deels door te vage formuleering, deels door slechte overgangen. Ik zal het je terugsturen met potloodkrabbels erin, bij de zinnen
die duister zijn, etc. - ook misschien nog met andere opmerkingen. Zend het dan (als je het nog eens goed nagekeken hebt) aan Ter Braak, en zie wat hij ervan zegt. Ik denk wel dat je dit verhaal in Gr. Ned. opgenomen krijgt; maar als je het werkelijk goed krijgt, waarom dan niet in Forum? Misschien is het beste dat je het even laat liggen, en het dàn onderneemt om helder te formuleeren wat nu nog vaag is. Subtiel en helder moesten altijd samengaan!
Van ‘boosheid’ bij mij geen sprake: waarover trouwens? Wel voel ik mij moe, deels ook door de warmte; die voortdurende inktarbeid ontneemt me alle lust tot correspondeeren; ik kan bijna niets meer voor mijn eigen plezier lezen; verder slaap ik allerberoerdst en sta geregeld op met hoofdpijn. Over een tijdje zal het wel weer beter gaan. In ieder geval is dit het soort verklaringen, dat je zoeken moet, als ik niet lang antwoord op brieven van jou of Rudie. Ik lees jullie altijd met veel genoegen.
Gedong Lami staat in Gr. Ned., maar werd gesplitst. Verder heeft dat fraaie blad altijd een schat van drukfouten; bv. in een passage die nog wel op een woordspeling uitloopt, heet een schout ‘Kramer’, die ‘Kalmer’ heette. - Enfin, er zijn erger dingen. Weet je wat Jan Lubbes precies is? Een boerelul, in staat tot smeerlapperij. En dan natuurlijk in Holland gekweekt. Natuurlijk ben ik het met jullie eens dat Jan Lubbes niets van mij kan leeren; waarom zou hij ook? Maar ik had geen trek om hem heelemaal ongestoord een zóó groote muil te hooren opzetten in De Nwe Gemeenschap.122
Mijn verhouding tot mijn vader kan je tot dusver niet heelemaal gelezen hebben, want er staat véél meer verderop. Ook tot mijn moeder, van wie in de gepubl. stukken zoo goed als niets staat. (Of alleen voor welingelichte en erg goede verstaanders.)
Troost je verder: van Jan Lubbes is in je verhaal niets te bespeuren. Maar nogmaals, pas op dat je de beroerde (aanstellerige) kant, de modegeurtjes van Jean de Tinan niet overneemt. Hij is goed om zijn eerlijkheid en ondànks dien kant; je zult later zien dat al die stijlfoefjes je steeds meer gaan irriteeren en dat je alleen het mooie eronder blijft waardeeren (als je den heelen auteur niet met zijn stijlfoefjes mee laat stikken, wat ook nog een manier is).
Ik scheid er mee uit - te warm en te veel hoofdpijn.
Hartelijke groeten, ook aan Rudie, en van mijn vrouw.
Je EdP.