Ter Bruiloft.
Sam Goudsmit. - Uitg. Ned. Keurboeken.

Geeft ons. zoo roept Links Richten den Nederlandschen schrijvers toe, geef ons in Uw werk, zonder fantasie of romantische versiering de strijd der arbeidersklasse van onze eigen dagen, de klasse-worstelingen van het Nederlandsch proletariaat, zijn vijanden en zijn vrienden. Geef ons datgene, wat noch Dekker, noch Last, noch Vanter tot nog toe ìn hun prosa beschreven, het reëele beeld van onze krisistijd, met den invloed der kommunistische partij, met revolutionnair perspectief, met de stroomingen waartusschen de arbeidersmassa heen en weer wordt getrokken. En ziet, als antwoord op onze luide eischen legt een schrijver, die tot nog toe (waarom eigenlijk?) buiten onze groep stond, zijn roman ‘Ter Bruiioft’ op onze recensietafel. Een boek over het Amsterdam uit de krisisjaren, een boek met duidelijk uitgesproken revolutionnaire sympathie, een boek over de C.P.H. en de S.D.A.P., de R.V.O., de I.R.H. en de fascisten. Ziedaar een feit, dat inderdaad met een krijtstreepje aan den balk geteekend moet worden, een feit, dat bewijst hoezeer gelukkig aan alle kant de revolutionnaire kentering in de lucht zit. Beteekent dit, dat wij het nieuwe boek van Goudsmit in alle opzichten kunnen aanbevelen? Het beteekent dit natuurlijk niet. De revolutionnaire literatuur van Nederland staat nog in de kinderschoenen, zij heeft, evenals het Nederlandsche proletariaat zelve nog zware en dure lessen te leeren eer zij, zooals de Russische maats, den rechten weg naar de overwinning kan vinden, in haar zullen waarschijnlijk alle sektarische tendenzen, alle ideologische verdoolingen, welke onder het Hollandsche proletariaat leven, telkens weer opduiken en slechts een niets ontziende vlijmscherpe zelfkritiek, slechts een voortdurend verdiepen van ons marxistisch politiek en litterair inzicht zullen kunnen voorkomen, dat het kind, dat met vallen en opstaan moet leeren loopen, niet op een kwaden dag zijn beenen breekt bij het vallen.

Zoo zijn er ook in dit boek ideologisch zeer zwakke plekken, wij denken b.v. aan blz. 191 waar de schrijver zelf onder den invloed schijnt te zijn gekomen van het koffiehuisgeleuter, dat hij elders zoo meesterlijk geeselt, zoo moet men zelfs in het algemeen konstateeren, dat Goudsmit van huisuit met zijn sympathiën in den anarchistischen hoek zit, hij is niet doorgedrongen in het Marxisme, hij weet hoegenaamd niets van Sowjet-Rusland, en hij is allerminst nog een overtuigd kommunist, maar net als de beste arbeiderselementen uit de oude Domela-beweging, komt hij onder den indruk van kommunistisch élan en daadkracht en de beste deelen van zijn boek zijn o.a. die waarin hij de bazar der I.R.H., de demonstratie in Den Haag en de stempeldagen in de Jordaan voor ons schildert.

Daarnaast levert de schrijver prachtig werk bij zijn bestrijding van het fascisme, het sociaal-demokratisch bonzenverraad en de zelfgenoegzame burgerlijkheid der arbeiders-aristokratische elementen. Zijn psychologisch inzicht is dikwijls bewonderenswaardig en figuren als Louw, Piet Woudenberg en Marie zijn in staat om het hart van iederen proletariër sneller te doen kloppen.

Neen, dit boek beteekent ongetwijfeld een groote aanwinst voor onze revolutionnaire letterkunde en wij zouden kunnen volstaan met hier en daar de ideologische foutjes aan te stippen, wanneer wij niet helaas een veel belangrijker gebrek aan moesten wijzen, het bezwaar dat het boek stylistisch onleesbaar is geworden. Het boek is namenlijk geschreven in...... telegramstijl, en ik geef het zelfs den meest welwillenden proletarischen lezer te doen om zich door een telegram van 232 pagina's heen te werken! Hoe, in den naam van Oudegeest (als wij dan als proletarische vrijdenkers niet meer

[p. 137]

van den duivel mogen spreken), is een auteur als Goudsmit er toe gekomen zijn Nederlandsch door een zoo afzichtelijke gehaktmolen heen te draaien die strijk en zet kop en staart van iedere sin afhakt en de gesprekken van onze arbeiders kondenseert alsof ze allen in Lacedemonië in plaats van aan de Zaanstreek geboren waren. Een enkel willekeurig voorbeeld op blz. 106 (het gaat over het verkoopen van I.R.H.-bonnetjes).

Vrouwen langs de stalletjes:

‘Mot me man maar doen hoor. Ja die heb ze wel genomen!’ Sjansjongens troeven de ouwere nog af. Lachsnikjes toe van de hartelijke vrouwen. Steun voor uit de kampen ontslagenen, in conflict met uitzendorganisaties en justitie, overal bij de tewerkstelling verzet. Vakvereeniging van groote oude democratische partij en syndicalisten hun vertegenwoordigers in de ‘contact-commissie’, wilden dragelijke verstandhouding. Redelijk protest bij al te prikkelende tekortkoming: in laagconjunctuur geen revolutionnaire acties. Socialisme van uit economischen bloei. Bij de communisten schrapzetting tegen verpaupering; eischen stellen en opdrijven; nooit verzet aflaten.

Dat is nu precies even literair miserabel als het politiek juist is. Dat is de taal gekondenseerd tot een busjesmelk, voedzaam misschien, maar zonder eenig aroma van de frissche weide. Daar moet men eens een roman als ‘Sturm auf Essen’ of ‘Munition fabrik N. und K.’ naast leggen om de volle afstand van revolutionnaire kunst tot Nederlandsche literatuur te voelen. Want, daar zit de kneep, Sam. Goudsmit is nog voor alles literator. Hij is een ‘woordkunstenaar’ die nog met zijn eene oog naar de burgerlijke kritiek kijkt en daardoor blikt het andere een beetje scheel als het zich richt op de proletarische massa. Hij wil modern zijn en de korte periode invoeren in plaats van Querido's langademige volzin, maar tegelijk kan hij zijn impressionistische liefde niet loslaten en komt zoodoende tot een gewrongenheid, die misschien psychologisch verantwoord is, maar die nog mijlen ver staat van de voor alles natuurlijke dynamika van het socialistisch realisme. Het is jammer, want (nog afgezien van de duurte van zijn boek, die op debet komt van den uitgever), zal het Goudsmit de lezers kosten, juist in die kringen, voor wie hij toch dunkt mij zijn boek wel bedoeld zal hebben. Laten wij echter niet al te zeer treuren. Goudsmit heeft de eerste stap gedaan in onzen richting en zoo die stap ook nog wat wankelend uitvalt, er is geen reden waarom de tweede niet vaster en forscher zijn zou. De weg naar een revolutionnaire literatuur is nog lang en velen van ons zijn nog bezig de kaart van het landschap te bestudeeren. Goudsmit is reeds de wandeling begonnen. En wie zegt ons, dat hij niet als een der eersten het doel zal bereiken?

ARGUS.