Rubber. - Koelie.
Romans door mevr. M.H. Szekely Lulofs. Uitgave Elzevier, Amsterdam.

Toen wij deze twee koloniale romans van mevrouw Szekely Lulofs gelezen hadden, toen kwam bij ons de lust op, in de boekbespreking van Links Richten niets over deze boeken te zeggen, maar alleen in een reeks citaten het werk zelf te laten spreken. Wij zetten ons aan het kopieeren, wij schreven één bladzijde, twee bladzijden, vier kantjes, toen beseften wij, dat het onmogelijk was, dat er geen keus viel te maken, dat wij, zoo voortgaande, de heele roman zouden overdrukken.

Inderdaad, misschien ware de plaatsruimte van Links Richten niet beter te benutten dan door onze pagina 's voor mevrouw Lulofs open te stellen. Nog altijd is het koloniale probleem een der brandendste vragen der revolutionnaire politiek, nog altijd zitten de bannelingen aan den Digoel, nog altijd ranselt de rotan in Glodok. Wij herinneren ons echter niet, dat er, sinds de dagen van Multatuli, een zoo felle aanklacht tegen de koloniale uitbuiting is verschenen, een boek dat zoo geschikt is, om den arbeider in Holland het schaamrood naar de kaken te jagen en zijn hart sneller te doen kloppen van verontwaardiging en strijdlust als dit boek: Koeli.

Toch is mevrouw Lulofs allerminst een revolutionnaire, de heldenstrijd der partij kommunist Indonesia, het ontwakend bewustzijn der massa's, de stakingen en propaganda zijn in deze boeken niet te vinden, gevaarlijk werkt het, wanneer mevrouw Lulofs het doet voorkomen alsof er, in de behandeling der koelies, toch wel iets ten goede is

[p. 136]

veranderd, zij voelt dikwijls nog een duidelijke sympathie voor die blanda's, waaraan wij slechts met walging en afkeer kunnen denken.

Haar getuigenis wordt er slechts des te waardevoller door. Hier kan niemand spreken van partijdigheid of propaganda, van vooringenomenheid of de hand van Moskou. Maar het beeld dat zij, met weergaloos kunstenaarsschap, schetst, van deze Indische uitbuiterswereld, is zoo ontzettend, zoo aangrijpend en ontroerend, dat Dante's Hel daarbij vergeleken ons een bijna kinderachtige fantasie toeschijnt. Deze twee boeken van mevrouw Lulofs, waarvan ‘Koelie’ verreweg het belangrijkste is, zijn niet slechts boeiende, spannende en hoog artistieke lectuur van begin tot einde, zij zijn onmisbaar voor iedere arbeider die iets over het leven in Indonesië wil begrijpen, zij zijn in de handen van den revolutionnair machtige wapens tegen het opkomende nationalisme en fascisme, zij behooren een eereplaats te hebben in de boekenkast van iederen arbeider, dien het met de bevrijding der koloniale volkeren ernst is.

(J.L.)