Gerard Walschap.

a.De Sovjetliteratuur is zeer belangrijk door haar oorspronkelijkheid, haar vitaliteit en haar merkwaardig streven naar vernieuwing. Ik volg ze dan ook van dichtbij. Zonder Tolstoï en Dostoievski echter zouden de Jong-Russen meer imponeeren: het eerste wat thans opvalt is, dat zij het peil dier reuzen niet bereiken. Verder waag ik mij niet, en moet niemand zich wagen, aan een waardevergelijking tusschen Sovjet-literatuur en andere. Indien het al kinderachtig is te willen uitmaken of Rolland grooter is dan Ehrenburg, of de grootste Sovjet-dichter al dan niet opweegt tegen Claudel of Valéry, het is onvergelijkelijk verwaand te willen oordeelen over de waardeverhouding tusschen literaturen van dergelijken omvang, waartegenover wij nog geen afstand hebben en die in allerlei opzichten radicaal verschillen. Eén feit staat vast: terwijl de andere letterkunden van het eene onbelangrijke schooltje in het andere wentelen, arbeiden de Sovjets aan een omwenteling van geweldiger geestelijke proporties dan die der Renaissance.
b.Het werk van Ehrenburg.
c.Als romanschrijver volg ik met de meeste belangstelling theorie en praktijk van de vernieuwing, welke de Sovjets speciaal op gebied van romankunst nastreven. Zij verfoeien de lotgevalletjes van Jan en Anna voor de historie en de problemen van de gemeenschap, maar ik geloof dat liefde evenzeer het lot van den mensch zal blijven bepalen als honger, zelfs in den Sovjetstaat. Ik kan ook niet inzien, dat de waarlijk
[p. 110]
grooten in het geschiedenisje van Jan en Anna niet het lot der menschheid hebben uitgebeeld. Ik ben echter bereid te gelooven en te erkennen, over de theorie heen, bij het eerste werk dat mij als kunstwerk overtuigt, Gladkow, Ognjow en anderen hebben mij in dat opzicht eerder teleurgesteld.
Wat mij vooral belet met de literaire opvattingen der Sovjets volledig te sympathiseeren, is hun beperking der vrijheid van den scheppenden kunstenaar, dien zij dienstbaar maken aan hun sociaal doel. Alhoewel hartstochtelijk vijand van individualisme en kunst om de kunst, weet ik nochtans dat een kunstwerk het tegenovergestelde van een propagandaschrift is. Doorgaans betaalt de kunst het gelag van den schrijver, die uit eigen aandrang een tendenz beoogt, maar deze schrijver voelt zich dan ten minste nog vrij. Wat moet het worden, als hij werkt met het besef dat het niet eens anders mág?
Bewust heb ik geen Sovjet-invloed ondergaan. Op mij hebben indruk gmaakt de grondeloosheid van Dostoievski, het genadeloos schrijnen van Ibsen, de helderheid van de Unamuno en de glimlach van Hamsun.
d.De Sovjet-filmkunst argumenteert mij vaak al te simplistisch, maar overigens geef ik alle andere films, zooveel als er zijn, cadeau voor de russische.