[p. 83]

De dichter zijn job en zijn domicilie

De laatste tijd sluipt meer en meer een afwijking in de literaire kritiek binnen die wel eens aangewezen mag worden.

Minder en minder schrijft men over het werk, meer en meer sleept men het persoonlijk leven van den dichter erbij.

Du Perron wordt uit den treure verweten dat hij op een kasteel woont. Bij vele lieden bestaat de meening, opgewekt door het zien van de opera ‘La Bohême’ dat een dichter op een dakkamertje en in de diepste ellende het best werkt.

Echter zijn zij die het kwalijk nemen, zelf literator; nl. Henri Borel, Roel Houwink en Dirk Coster. De eerste woont naar ik meen in een uitgehold Kwan Yin beeldje, de tweede in een leegstaand zaaltje van de Protestantenbond, de derde in een luxe woonwagen. Waarom niet? Diogenes woonde in een vat en ik heb geruimen tijd in een pereboom gewoond. Waar wij dus allen over orgineele en ruime woningen beschikken kunnen wij Du Perron zijn kasteel wel gunnen.

Jef Last verweet mij eenigen tijd geleden, dat ik arts was op mailbooten, waar men niets doet dan theedrinken en flirten.

Blijkbaar heeft de heer Last, die verwoed communist en arbeidersvriend is, er nooit van gehoord dat er vrachtschepen zijn van luttel 3000 ton waarop 2000 en meer koelies meegenomen worden, die volgens de wet over 1 M. ruimte beschikken moeten en in werkelijkheid nog weleens minder hebben. Dat zelfs op de mooiste mailschepen de praktijk bestaat uit landverhuizers. Proletariërs van een van beide soorten heeft de heer Last denkelijk nooit gezien en zeker nooit geroken.

Als hij eens mee wil het ruim in, dan moet hij dat vooruit zeggen, opdat overal onderweg Hoffmandruppelen door humane stewards gereed worden gehouden.

Dirk Coster vindt ook al niet goed, dat ik vaar. Maar aan wal mag ik ook niet blijven. Waar moet ik dan naar toe? Naar de maan?

Anthoinette Costerszoon Doncker wil, dat ik dienst neem in het vreemdelingenlegioen. Helaas is de inschrijving gesloten, hoewel ik direct heb geïnformeerd. Mag ik even weten waar ik dan heen moet? Is koloniaal erg genoeg?

Jan Campert werd onlangs in de Haagsche Post anoniem verweten, dat hij journalist was en zich verlagen moest de smaak van het publiek te dienen.

Is het schande journalist te zijn?

Als men zich nooit heeft laten interviewen, nooit een regel van zijn particulier leven aan de pers heeft prijsgegeven, kan men dan nog niet beschermd worden tegen de indiscretie en bemoeizucht van die lieden?

J. SLAUERHOFF