De vijand meldt zich

Het Vaderland had uit De Stem overgenomen het artikel van Dirk Coster, waarin hij om een vijand vroeg. Het sprak vanzelf, dat het blad ook een deel uit het antwoord van E. du Perron, in Den Gulden Winckel opgenomen, overnam en de redactie voegde er de mededeeling uit ons blad bij, dat De Stem dit antwoord geweigerd had.

Daarop heeft Dirk Coster zich gehaast aan het Vaderland te melden, dat hij nooit een zending van den Heer Du Perron onder oogen gehad heeft en hem nooit een letter schrifts heeft toegezonden. ‘Zelfs 's mans adres is mij totaal onbekend’, schreef Coster.

Hierop heeft du Perron in dat blad het volgende geantwoord:

 

Gistoux, 6 Juli 1931.

 

Aan de Redactie van ‘het Vaderland’.

 

WelEd. Heeren,

 

In aansluiting op de haastige rectificatie van den heer Dirk Coster, haast ik mij, op mijn beurt, u het volgende mede te deelen:

Ik zond mijn stuk aan den heer Dirk Coster, wiens adres mij wèl bekend is, in een gewone enveloppe, en met een gewone postzegel voor het buitenland. Er was niets merkwaardigs aan die zending. Toch schijnt zij dus, tusschen Gistoux en Bennebroek, te zijn weggeraakt.

Hoe jammer, zulke toevalligheden! Er zijn veel woorden voor noodig, soms, later, in de courant. Ik schreef den heer Coster, in margine, dat mijn stuk een ‘ingezonden’ was, en dat, wanneer het niet in het Stem-nummer van 1 Juni voorkwam, ik het zou plaatsen in Den Gulden Winckel van 20 dagen later. Hetgeen gebeurd is. Dat den heer Coster op deze wijze de moeite bespaard werd mij te antwoorden, is even duidelijk. Het was, welbeschouwd, een soort delicatesse van mij, ten opzichte van iemand, die, ofschoon zoozeer op de hoogte van mijn ‘intieme vrienden’ en woongelegenheid, mijn adres ‘totaal’ niet kent.

Met beleefde groeten, en u dank zeggend voor plaatsing van het voorgaande,

E. DU PERRON