A. van Schendel te Brussel
Staande van links naar rechts:
Louis Piérard, Aug. Vermeylen, Theo Bogaerts, H. Lousberg, Julien Kuypers, Stephanie Claes-Vetter, A.A.M. Stols, Maurice Roelants, A. van Schendel, M. Hoornaert, Frans de Backer, Jan Grauls, L.J. Krijn en Herman Teirlinck.
Zittend van links naar rechts:
Fernand Toussaint van Boelaere, Maurice Liesenborghs, Mevr. Hoornaert, Piet Heuvelmans, Ernst Claes.
Op den grond van links naar rechts:
Karel Leroux, J. Greshoff, Reimond Herreman.
Een litterair feest
Van Schendel gehuldigd
DE P.E.N.-Club, die in Nederland de slaap der rechtvaardigen slaapt, is in België klaar wakker. Er zijn zelfs twee P.E.N.-Clubs in dat land, dat mij altijd doet denken aan een ouderwetsche schoorsteen met een pendule - in het midden - en twee coupes. De charme der symmetrie wordt hier nog sterk gevoeld. En daarom zijn er nu twee P.E.N.-Clubs uit één gegroeid. De Fransch-Belgische onder aanvoering van Louis Piérard, sociaaldemocratisch volksvertegenwoordiger, de Nederlandsch-Belgische aangevuurd door een der energiekste, wildste, pittigste figuren uit Brussel, de roekelooze Fernand Toussaint van Boelaere, chevalier sans pur et sans reproche, die het motto der oude baronnen van Arnhem heeft overgenomen: ‘Qui va droit ne manque pas.’
De eerste daad van de jonge afdeeling was de ontvangst van Arthur van Schendel. De schrijver van ‘Het Fregatschip Johanna-Maria’ had de aangenaamste herinnering aan vroegere bezoeken aan Brussel, en hij wenschte o.a. zijn kameraad Jan van Nijlen nog eens te begroeten. Het doel van zijn reis was dus het nobelste doel dat men zich denken kan: de vriendschap. Na zooveel jaren ver weg gezeten te hebben in de binnenlanden van Italië, maakt sedert kort zijn verblijf in het departement Seine et Oise het hem mogelijk om de oude banden weer aan te knoopen.
Toen dat Hoog Bezoek uitgelekt was, kwam - terecht - de P.E.N.-Club in actie en improviseerde in een minimum van tijd de magnifiekste ontvangst. Een dertigtal bewonderaars van den Meester zaten aan een feestmaaltijd aan. Ridder van Boelaere opende het tournooi der welsprekendheid, dat gesloten werd door caddy Herreman. Wat Teirlinck zei was fraai en geaffecteerd, wat Pierard zei was eenvoudig, direct en goed bedoeld.
Van Schendel, die bij vele deugden die der zwijgzaamheid met zorg cultiveert, sprak ten
slotte enkele woorden, precies de juiste, noodzakelijke woorden: duidelijk en waarachtig. Hiermede was het officieel gedeelte geëindigd. Het officieuze duurde, met zang en dans, tot de eerste lichtstralen van den volgenden dag.
Het was een volkomen geslaagde avond. Er was naast de eerbied voor de groote figuur, die Van Schendel is, ook een oprechte hartelijkheid en die warme, beminnelijke jovialiteit waarvan onze zuiderbroeders het geheim hebben. Het éénige wat men betreurde was dat een tweetal aanzittenden niet op de hoogte schenen te zijn van de usances en van de toon, welke in gezelschappen van fatsoendelijke en welopgevoede menschen plegen te heerschen. Het is ons opgevallen dat nl. de bejubelde door deze onwetendheid pijnlijk getroffen werd.
Den volgenden dag nam de Fransch-Belgische P.E.N.-Club onzen Van Schendel mede naar het carnaval te Binche, een der schoonste en merkwaardigste schouwspelen van Europa.
Eerst den volgenden dag werd Van Schendel ‘vrij’ gegeven. Hij maakte eenige intieme ommegangen door de oude stad, waarbij het geleide van twee grondige kenners van Brussel's ressources, Jan van Nijlen en Jhr. E.J. van Lidth de Jeude, hem wel te stade kwam.
Deze feestweek, gansch zonder deftigheid en pedanterie, blijmoedig en oprecht, heeft Arthur van Schendel zonder twijfel veel genoegen gedaan, omdat hij de eerlijkheid en de spontaneïteit der gevoelens duidelijk herkende.
Het is bovendien een nuttige week geweest voor de intellectueele en kameraadschappelijke samenvloeiïng van Noord en Zuid en voor de verbroedering, welke wij allen wenschen en waar wij niet genoeg voor doèn.
W.G. DE BEER