Alzoo sprak Zarathustra's leerling
Eduard Grunertus schilder-schrijver

I

DE Nietzscheanen kunnen tevreden zijn. Hun apostel is in Duitschland ‘vrij’ geworden. Nietzsche's ‘Zarathustra’ verscheen in een groote volksoplage en het Zarathustra-probleem is weer actueeler dan ooit. Wéér klinkt ons verleidelijk de roepstem van den Uebermensch in de ooren. Wéér strekken zich Nietzsche's idealen tot de geteisterden en gehavenden uit. Doch Zarathustra heeft zich verjongd! En met hem de belijdenis van zijn idealen.

Wij vinden haar in een onlangs verschenen boek ‘Also sprach der Jünger Zarathustra's’ (Dr. H. Lewandowski & Co. Utrecht-Leipzig). En de schrijver is Eduard Grunertus, den schilder uit München.

II

Grunertus' bedoeling is: de oude Zarathustraidealen op nieuwe wijze te propageeren. Voortreffelijk! Het anti-Nietzsche kamp kan zich reeds wapenen. Het kan bereids zijn banvloek slingeren naar dezen epigoon van Nietzsche. Een selectie van de Nietzsche-critiek zou toegepast kunnen worden. Snedige slagzinnen liggen voor het grijpen. Veel verspilde geestigheid zou men kunnen oprakelen. (Succes verzekerd in onzen slappen tot ontbinding neigenden cultuurtijd!).

Maar daar strandt men onherroepelijk mede, indien het doel is de actie op een goedmoedige reactie te ontkennen.

Evenmin als ge kunt volstaan met Spengler's levenswerk ‘banaliteitsfilosofie’ of ‘cultuurpessimisme’ te noemen, evenmin als ge Freud ter zijde kunt zetten met het àlles en dus niets zeggend woord ‘Pan-sexualiteit’.

III

Is het boek van Zarathustra's discipel ‘unzeitgemäss’? Geenszins. Wij weten reeds, dat de Uebermensch, waaraan Nietzsche geloofde, lééft uit het souvereine Ik. De hoogere mensch, de op-

[p. 145]

permensch, is doordrongen van een persoonlijk bewustzijn, dat hem uithevelt boven den gepredikten gezichtskring van de wereldonthoudingsmaniakken.

Onze tijd is de tijd der massa-actie. Maar dan dreigt het gevaar - en nu we dit psychologisch probleem aanroeren, komen we terecht bij Le Bon - dat in massa-actie de bewuste persoonlijkheid vermindert ten koste van het onbewuste, het instinctieve.

IV

De klacht wordt herhaald. - Toornde Nietzsche in zijn tijd tegen de verbleekte kunst-idealen en de onartistieke toestanden; stelde hij de cultus van den Dionysos in het middelpunt als de filosofie der eeuwige wederkomst - óók de leerling van Zarathustra ontdekt bij monde van Eduard Grunertus veel schennis en armoede in de hedendaagsche kunst. Hij onthoudt haar zijn lof ... Doch heilig spreekt hij die kunst, welke den menschen het waarachtige brengt, het door een ziel gesprokene, dat breekt met iederen vorm.

Typeerend voor zijn Nietzscheaansche opvatting over 's menschen kunst is de volgende uitlating:

‘Kein Vorspann soll leisten die Kunst den Seligmachern. Lieber noch ist es mir, ihr malt den Teufel an die Wand und einen lustigen Fastnachts-Scherz dazu!’

V

Het is de vernietigende uitspraak over al wat naar dilettantisme zweemt ... En wij zijn zulke laf-goedmoedige graag-geziene dilettanten! Wij wiegen ons in de verloomende spanningsloosheid van het middelmatige, verlagen het superieure tot kleinburgerlijke normen, kleven vast aan verworden rudimenten en meenen - o ironie der beschaving - dat wij het ‘tamelijk ver gebracht hebben’.

Het begrip ‘leek’ is voor Nietzsche iets onaanvaardbaars. In hem toch manifesteert zich de (deugdzame) middelmatigheid en de kuddediermensch.

VI

In Eduard Grunertus, den schilder-schrijver uit München, brandt het heilige Nietzscheaansche vuur. Hij zet den strijd voort - den strijd tegen de profeten en zaligmakers, tegen de zinledige moraal, tegen de décadence in het pessimisme, tegen hen, die geen ‘neue Werte’ vermogen te scheppen.

Hij heeft de-wereld-van-Nietzsche weer tot ons gebracht. Tot den wereldwijzen modernen mensch. Zijn daad is een actie in den besten zin. Hij wapent ons tegen mechaniseering en nivelleering, tegen kudde-geest en corruptie. Zijn roepstem komt tot ons als de tragische kreet van een mensch, die gelouterd wil worden door gespierde idealen. En omdat hij is de gespannen zoeker der waarheid, zal hij eenzaam blijven op zijn post. Doch deze gespierde idealen richten zich immers tot de ‘happy few’! Voor dezulken moge hij een vastberaden gids, méér nog, een leiddraad tot handelen zijn.

VII

‘Ihr höheren Menschen, wo seid ihr in aller Welt? Ich rufe euch!’

Also spricht der Jünger Zarathustras.

SJOERD BROERSMA