Spijkers met koppen

De Groote Saneering

Purgon Donkersloot

Aangezien ik wéét dat dr. N.A. Donkersloot niet dom is - integendeel - ben ik tot de conclusie gekomen dat hij grenzenloos naïf moet zijn; zoo naïf als men gewoonlijk, de zestien gepasseerd, niet meer is. Ik weet niet goed, hoe ik mij tot een zoo ongewone en onverwachtsche naïveteit verhouden moet. Het eene oogenblik denk ik, geprikkeld, wat komt zoo'n groote lummel van een jongen met van die kinderpraatjes aan; het andere oogenblik ben ik verteederd en zeg tot mezelf: het is toch wel aardig om, tusschen zooveel geblaseerde, cynisch, onverschillige vlegels, een opgewekten knaap met ‘idealen’, en die de moed heeft zijn idealen te proclameeren, tegen te komen.

De heer Donkersloot wil niets meer of minder dan onze verwarde letterkundige critiek saneeren en concentreeren. Elders in dit nummer vindt men zijn oproep afgedrukt.1 Ik heb zelden een geschrift gelezen waarmede ik het zoo volledig en enthousiast oneens ben. Ik ben het oneens met de algemeene strekking ervan, en ik ben het oneens met ieder detail.

Ik wensch mij te bepalen tot twee algemeene opmerkingen. Mij staan namelijk in zulk gemanifesteer twee dingen tegen. Ten eerste die vervloekte opruimmanie en, ten tweede, dit opdringerige, hinderlijke, indiscrete verlangen om leiding te geven.

De heer Donker is een van de mannen die bij alle mogelijke gelegenheden er op uit zijn om orde te scheppen. Het leven is een chaos, de tijd is verward, de zielen zijn verscheurd... men kent het liedje; - en de gemartelde menschheid wacht nu op de behangers en de stucadoors. De boel moet nu zoo spoedig mogelijk aan kant, afgespoeld, opgewreven en van hoezen voorzien worden. Het is opmerkelijk hoeveel menschen van die huishoudelijke neigingen hebben. Ik ben iederen dag weer blij als ik zie dat de boel nog heerlijk in de knoop

[p. 5]

zit. Hoe gróóter en veelvuldiger de verwarringen, op geestelijk en zedelijk, op economisch en politiek gebied, hoe minder kans op geeuwen de toeschouwers hebben. Men moet alles doen om het vuurtje te stoken en het potje te roeren. Laat het maar koken en overkoken. Wie is er bang voor een beetje brandlucht? Als de gepatenteerde ordescheppers hun zin krijgen dan sterven wij èn de kunst van gesteriliseerde verveling. Ik zie dus heelemaal het nut niet in van de saneering en de concentratie van onze verwarde letterkundige critiek. Wanneer men onze letterkundige critiek ontwarren, organiseeren en zuiveren gaat, dan is, meteen, de kans op één origineele, levende, bloedwarme uiting verkeken. De stomme waan der rechtvaardigheid heeft al zoovéél leven gedood. Niet alle zeeroovers en vrijbuiters zijn interessant; maar alle ambtenaren zijn oninteressant. De heer dr. N.A. Donkersloot zou van de critici bureauchefs - conscientieus en ijverig, vakkundig goed onderlegd en netjes - willen maken. En hij zelf is nu zoo iets als Secretaris-Generaal op het Departement van Letterkundige Arbeid, waar de heer D. Coster als minister sluimert.

Stel je voor: een jonkman van nog geen dertig jaren, een jonge kerel in zijn beste, wildste tijd, die zich als ideaal stelt om de verwarring te gaan uitpuzzelen; terwijl wij redelijkerwijze verwachten mogen dat hij die helpt, vergrooten. Daar is iets onjuists en iets onplezierigs in. Nog veel onplezieriger is het wanneer men leest dat dezelfde jongeman zich druk maakt over den goeden naam van den letterkundige tegenover het publiek! Leest u zelf, dames en heeren, het stáát er!

De letterkundige (wat een titel! - wat een vak!) schijnt een goede naam te hebben en die schijnt in gevaar te zijn bij het publiek. En in stede van deswegen te juichen en te jubileeren, gaat dr. Donkersloot de zaak saneeren.

Terwijl tallooze strijdende kunstenaars doodsbenauwd zijn, en terecht, voor een goede naam bij de burgerij; terwijl zij, terecht alweer, alles doen om die ramp, welke het einde van hun kunstenaarscarrière beteekent, te ontloopen; gaat dr. N.A. Donkersloot daarover schande spreken en jeremieeren; en daarna slaat hij aan het saneeren.

En dan daarbij moeten de Donkers c.s. als maar leiden. Als zij niet leiden dan leven ze niet Zij steunen en schragen die zielige, stumperige massa, die daarnaar snakt. Het zijn de uitverkoren leiders van de lijders. Want dat is duidelijk: het publiek is er in de chaos der tijden ellendig aan toe en het is onmachtig om zich een houding te geven. Maar door ‘voorlichting en leiding’ en ‘leiding en voorlichting’ (door gepatenteerde en gebrevetteerde leiders en voorlichters verstrekt) kan dat allemaal op den duur weer in orde komen. Het is eenvoudig een quaestie van geduld en slijtage van het benul.

Leve de standaardiseering, de democratiseering, de nivelleering! Leve de critische eenheidsworst!

Het wordt hoog noodig dat de mauvais garçons zich te samen doen; en ook een manifest gaan publiceeren in dezen trant:

wij zullen met alle ons ten dienste staande middelen medehelpen om de verwarring in de geesten en het openbaar leven te vergrooten; -

wij zweren vrijmoedig onrechtvaardig te zijn; -

wij zijn alléén verantwoording schuldig aan ons zelf; -

wij zullen iederen dag anders zijn en morgen afbreken wat wij heden vergoden; -

wij zullen noch in strekking, noch in woordkeus maat houden; -

wij zijn geen litteraire zendelingen en willen dus ook geen litteraire negers bekeeren; -

wij vegen aan den schrijver en den lezer onze botten af; -

wij schrijven alléén, heelemaal alleen, voor ons plezier, of voor ons geweten; wij willen òf ons zelf een genoegen verschaffen òf ons zelf bevrijden!

Ik verzeker u dat dit manifest geen succes zal hebben; terwijl de Stem-mélange van de fa. Coster, Donker en Co. er, als natuurboter, ingaat.

J. GRESHOFF

1Men zie onder Tijdschriftenschouw.