Spijkers met koppen

Onze schijnheilige censuur

De zoogenaamde vrijheid van gedachte, door een liberaal voorgeslacht als het hoogste goed der menschheid vereerd, bestaat thans de facto niet meer. De term is natuurlijk niet juist. Vrijheid van denken bestaat altijd; bedoeld wordt door de heeren politici, die veelal moeite hebben met de taal: de vrijheid om bepaalde denkbeelden in het openbaar te uìten. Die vrijheid nu is, als een der consequenties der democratie, uit de samenleving verdwenen. Op zich zelf is dat misschien niet zoo heel erg. Daar is ten minste over te discussieeren. Maar het erge is de schijnheiligheid, waarmede men nu over die dingen spreekt. Vroeger was de censuur een openlijk bedrijf, dat deel uitmaakte van de regeeringsmiddelen. Toen wist men waaraan men zich te houden en met wien men van doen had. Tegenwoordig geeft de staat zich een air van edele vrijzinnigheid en laat stiekum het domperswerk doen door onofficieele organen. Zoo is de gansche filmvertooning, een der machtigste uitdrukkingsmiddelen van dezen tijd, afhankelijk van een stuk of wat onontwikkelde, onverantwoordelijke obscure knoeiers, waartegen men niets kan doen. Het gevolg is dat de interessantste vertooningen in besloten gezelschap moeten plaats hebben. Verder hebben de burgemeesters een belachelijke macht op dit gebied. Van deze ambtenaren is, optimistisch geschat, 95% volkomen vreemd aan alle hoogere aangelegenheden des geestes. Hetgeen hen niet belet om met die opgewekte vrijmoedigheid, welke alleen een complete afwezigheid van kennis en conscientie geeft, hun oordeel over tooneel kenbaar te maken en over de vertooning van kunstwerken, wanneer dat in hun politieke kraampje te pas komt, hun veto uit te spreken.

Men gaat steeds verder op dit terrein. De directie van de Nederlandsche Spoorwegen volgt het goede voorbeeld. Boeken, welke aan de een of andere geborneerde hoofdambtenaar niet bevallen, worden eenvoudig uit de stationskiosken geweerd. Zedelijkheid en openbare orde zijn vage begrippen en de hooge oomes vinden alles wat zij niet begrijpen onzedelijk en in strijd met die orde. Dat is een eenvoudig systeem.

Maar wanneer Mussolini of Primo een opstandig artikel uit een krant doet schrappen, dan schreeuwen al die vaderlandsche farizeeërs moord en brand over zóó iets schandelijks!

Wil men censuur? Mij goed. Maar dan een eerlijke, duidelijke, openbare en officieele censuur; en niet dat geniepig gemodder van subalternen en bange buitenstaanders.

J. GRESHOFF.