Van de Boekentafel

Bo-Yin-Ra. Het boek van den levenden God. Uit het Duitsch vertaald door J. Moorman. - Uitgave: N.V. Moorman's Periodieke Pers, Den Haag 1928.

BO-YIN-RA heeft een geheele serie van deze boeken geschreven. De titels beginnen bijna alle met ‘Das Buch’; zoo zijn er ‘Das Buch vom Jenseits, vom Menschen, vom Glück, von der Liebe, des Trostes’ etc., in totaal naar ik meen een kleine dertig.

De titelkeuze vervangt een inleiding. Zij laat geen twijfel aan de bedoeling der boekjes. Geen romantiek, geen litteratuur. Slechts uitspraken - wijsheden - voorlichting op ‘het Pad’. Maar dat ‘Pad’ is in Bo-Yin-Ra's terminologie een wijd Pad, zoo wijd als de wereld, het is niet smaller noch korter dan het leven zelf.

Het hier vertaalde is no. I der serie. De Duitsche uitgave heeft een voorrede van den schrijver Gustav Meyrink, den bekenden schrijver van ‘Der Golem’. Deze waarschuwt tegen vergelijkingen met wat tot op. heden verscheen op het veld van Mystiek, Okkultisme, Magie, Theosofie en dergelijke. Ik vind deze waarschuwing niet juist geplaatst, want Bo-Yin-Ra's boeken hooren tot dit gebied, herinneren telkens aan andere leeringen en zijn er ook verwant mee. Wat niet zeggen wil, dat dit werk niet oorspronkelijk is. Integendeel: telkens stoot men op niet alleen zeer oorspronkelijke, maar ook zeer boeiende uitspraken. En al is er veel bekende stof in, toch voelt men dadelijk: Bo-Yin-Ra heeft wat te zeggen.

Mystische aanschouwing, okkulte leering zijn in dit boek wonderlijk dooreengemengd.

Daardoor ontstaat bij lezing de indruk van gebrokenheid, zoo, alsof men beurtelings en telkens van de eene levenssfeer in de andere getrokken wordt. Dit verdeelde, dit gebrokene wordt nog versterkt door den vorm, waarin het boek geschreven is, n.l. in aphorismen. Het zijn deels denkoefeningen, deels ook weer wijsheden, die zeer direkt in ons dringen. In de Duitsche uitgave wordt men getroffen door de rhythmiek van het proza. Dit rhythmische ondersteunt, vergemakkelijkt het lezen. In de vertaling is dat zeer verzwakt, bijna geheel verdwenen, daardoor komt het gebrokene duidelijker naar buiten. Toch is het een goede, serieuse vertaling met een over 't algemeen heldere, krachtige woordkeuze. Het boek overigens is mooi uitgegeven, zeer verzorgd, te mooi en te verzorgd misschien voor een boek, dat bedoeld is als eenvoudige wegwijzer bij het zoeken naar ‘den levenden God in ons’.

L.H.L.

Edward Burke, Vrijgezellenknoopen. De openhartige biecht van een beschroomd vrijgezel. Vertaling van Elly Harting. - Amsterdam, Seyffardts Boeken Muziekhandel. (352 blz.).

Deze lijvige roman is de geschiedenis van een zeer kinderlijk mensch, wel eens wat te naief om het maar goedsmoeds te slikken. Hij erft op ongeveer veertigjarigen leeftijd een groot fortuin en gaat hiermee buiten wonen, waar hij bloemen wil kweeken, o.a. ‘Vrijgezellenknoopen’, die een soort van boterbloem schijnen te zijn, vandaar de eigenaardige titel. Het spreekt vanzelf dat in het kleine dorpje waar de gelukkige, Edward Delland, zich vestigt, een groot aantal jonge dames is, dat het op het fortuin van den vrijgezel voorzien heeft. Een dominee met vijf dochters is het schrikbeeld van Edwards zuster. Pansy, die zeer vermakelijk beschreven is. Inderdaad, maar niet na veel verwikkelingen en verwarringen krijgt Edward, die dolgraag wil trouwen en ieder jong meisje hef vindt, zijn uitverkorene, Sophonisba, de leelijkste dochter van de rijk gezegende dominee. Er komen verbazend aardige episoden in het boek voor, en hoewel het niets met ‘litteratuur’ te maken heeft, is het toch zeer goed leesbaar. Het is doordrongen van de echte Engelsche sentimentaliteit vermengd met droge humor en een tikje cynisme, die zoozeer het kenmerk zijn van den Engelschen roman. Het figuurtje van ‘Melia Hann’, de zielige, kleine paria is goed geteekend. Het eind van het verhaal met de onfeilbare Pansy, Edwards oudste zuster, die in een trein stapt die ‘nergens heen gaat’, is werkelijk zeer komisch.

[p. 174]

Henri van Wermeskerken, De tante uit Indië. - Amsterdam, L.J. Veen. (221 blz.).

Dit verhaaltje is het uiterst onwaarschijnlijke verhaal van een verdronken tante (in Indië verdronken n.l.), die haar man en zuster een aanzienlijk fortuin nalaat. Het is werkelijk onmogelijk om ook maar een enkele keer om al de onzin en de z.g. grappige situaties te lachen. De manier waarop juffrouw Dribbel (waarin we natuurlijk, daarin versterkt door het geïllustreerde omslag, ‘als maar’ mevrouw de Boer v. Rijk zien) de taal radbraakt en zich als deftige dame gedraagt, is zóó laag bij de grondsch, dat alle werkelijke humor verre blijft. Het geheel is een aaneenschakeling van nonsens. Wellicht dat het op de planken, dank zij het talent van mevrouw De Boer nog iets ‘doet’ - de schrijver heeft dan zeker slechts een zeer gering aandeel in het succes.

Pamela Wijnne, Getemd. Uit het Engelsch door Chr. Moresco-Brants. - Amsterdam, Van Holkema en Warendorfs Uitg. Mij. (222 blz.).

Een uiterst onbeduidend romannetje, dat de geschiedenis geeft van een buitengewoon vrijgevochten jongedame, Peggy Fielding, die zich aan niemand stoort, afspraakjes met getrouwde. mannen maakt, maar diep geschokt is als gezegde mannen haar willen zoenen enz. enz. Ze wórdt getemd, dat spreekt vanzelf en natuurlijk door een met uiterlijk schoon rijkbegaafden jongen edelman, Sir Peter Wolversley, die bij haar in dienst komt als chauffeur. Natuurlijk gaat dit niet alles zoo maar gladjes - eerst zet Sir Peter een soort van schaking op touw, die aan het verhaal nog eenige pikanterie wil geven. U begrijpt wel, dat Sir Peter Peggy maar eens bang wou maken en dat ze even zedig en kuisch in 't huwelijk treedt, als wanneer ze niet eerst ‘getemd’ was.

 

N.v.K.-B.

A. Roland Holst, Deirdre en de zonen van Usnach. - Arnhem, Hijman, Stenfert Kroese en van der Zande.

Een hernieuwde uitgave van de ‘Palladium’-editie van 1925. Wat meet ik nu nog hierover zeggen? Allen, die deze zeldzaam-schoone herschepping van de iersche legende kennen, zullen begrijpen met hoeveel vreugde ik deze nieuwe verschijning weer heb begroet. Zij, die ‘Deirdre’ nog niet kenden, zullen het ook begrijpen, wanneer ze deze nieuwe editie in zijn sobere uitgave ter hand nemen. Want dat moet! We worden heusch niet overstelpt met subliem proza. Zoo'n boekje als dit moet met beide handen worden aangegrepen en behouden. Deze rustige waardigheid, die rijke kleurigheid, dat donkere dreigen achter de woorden, het is alles van een uitgelezen schoonheid, het is het beste van het beste. Zet naast dit waarachtig-sterk en uitermate bekorend verhaal de drie iersche legenden van Roggeveen: de afstand is onoverbrugbaar. Wij moeten Roland Holst voor dit heerlijk meesterwerkje eerbiedig dankbaar zijn.

Mien Labberton, Aan den Ingang. - Utrecht, W. de Haan.

Deze bundel van een twaalftal kinderschetsen, zullen door hun brave zoetelijkheid, hun opvoedkundige wenken en beklaging van onbegrepen en verkeerd begrepen kinderzielen, bij een bepaald publiek wel ingang vinden. Maar letterkunde is iets anders dan vrome kinderlectuur. Laat het zoo blijven.

 

JOHAN THEUNISZ