Mr. M.G.L. v. Loghem

TE Florence herdacht Mr. M.G.L. van Loghem op 3 April zijn tachtigsten verjaardag en temidden van tal van Nederlandsche kunstenaars was het voor Fiore della Neve een feest volkomen in harmonie met den fijnen geest van den jubilaris. Tooneel en letteren zijn veel aan hem verschuldigd, want hij was een steun en leidsman voor tallooze jon-

illustratie
Mr. M.G.L. van Loghem

geren. Als letterkundig adviseur van ‘Het Nederlandsch Tooneel’ leidde hij na Schimmel de bloeiperiode van dat koninklijk instituut en tal van Nederlandsche auteurs hebben aan hem te danken, dat zij ‘gespeeld’ werden. Maar ook op een ander terrein, in zijn tijdschrift ‘Nederland’, dat hij van 1887 tot 1920 leidde, heeft hij de schrijvers aan zich verplicht, doordat hij gelegenheid tot publicatie gaf, waarnaar menig popelend dichterhart hunkerde. Voor menig schrijver voerde de weg naar bekendheid via ‘Nederland’, en daarmee heeft hij recht op veler erkentelijkheid.

Zelf was hij een vruchtbaar auteur, dien het niet aan waardeering ontbrak, want zijn gedicht ‘Een liefde in het Zuiden’ werd vele malen herdrukt. Fiore della Neve, Prosper van Haemstede en Mr. M.G.L. van Loghem vormen een drieeenheid, waaraan tal van gedichten, romans, vertellingen en operateksten ontsproten. Toen in v.d. Linden's tijd de Nederlandsche opera scheen

[p. 112]

op te leven, was er behoefte aan libretti. Met ‘Brinio’ en ‘De Roos van Dekama’ voorzag van Loghem in de behoeften van v. Milligen en Willem Landré.

In ‘zijn’ tijdschrift ‘Nederland’ werd de jarige gehuldigd door Frans Hulleman, die aan het slot van zijn artikel de volgende typeering geeft:

‘Mr. van Loghem is een fijn en zangerig dichter, die verdient geëerd te worden om zijn groote kennis, waarvan hij in vroeger jaren ons jongeren heeft doen smullen door de echt-vaderlijke wijze waarop hij het literaire gebak offreerde. Het werk is te “zoetig” voor dezen sarcastischen, hoonenden, fellen Tijd.

Maar men dient ieder dichter te beschouwen in het raam van den tijd. Gelukkig, is van Loghem niet aan individualistischen hoogmoed, aan dichterlijken ikheidstrots te gronde gegaan. Hij heeft dat menschelijke in zijn wezen behouden waardoor een dichter nimmer te-midden van zijne boeken of pagoden mag verstarren.

De geest van van Loghem is frisch en levendig gebleven. Dat is de schoone uitkomst van een werkzaam leven, hetwelk in alles en allen blijft belang-stellen.’