Kroniek der vertalingen

Jakob Wassermann, Laudin en de zijnen. Vertaald door J. Jac. Thomson. - Utrecht, Erven J. Bijleveld.

EINDELIJK eens een boek dat niet berust op het gewone misverstand, waarvan het gegeven niet den indruk wekt het opzet te zijn van den litterateur of het resultaat van wanbegrip, moedwil of verdorvenheid bij één of meerdere der op het tooneel gevoerde personnages. Men heeft niet den indruk dat met wat goeden wil, wat schranderheid of eenvoudig gezond verstand de vertelde tragedie ware te vermijden geweest. Men heeft ook niet den indruk dat men hier te doen heeft met de succesvolle poging van een ijverig en talentvol kunstenaar. En nochtans, hoeveel talent, hoeveel begenadigde begaafdheid was er noodig voor het voltooien van dezen grooten roman, die boeit van de eerste bladzijde tot de laatste, van den eersten regel, tot het laatste woord? Wassermann bezit de gave van den verteller in de perfectie. Eenvoudig en levendig tevens en daarbij vol afwisseling, deint zijn verhaal rustig als een transatlantieker op den forschen adem van den oceaanwind. En gelijk een transatlantieker ook neemt hij den lezer mee naar de overzij, naar de nieuwe wereld. Niemand die er aan denkt onder weg te stoppen of het schip te verlaten. Wie is ingescheept, gaat mee, tot de andere oever is bereikt, zonder één oogenblik van verveling te kennen, zonder dat langdradigheden of minder belangrijke dingen zijn geduld op de proef komen stellen, steeds hunkerend uitziend naar de openbaring van het beloofde land.

En dit heeft men niet alleen te danken aan het schrijverstalent van Wassermann, maar wel in de eerste plaats aan het gehalte van zijn onderwerp en den verheven stijl waarmede hij het heeft benaderd. Het dramatisch gebeuren is hier niet het uitvloeisel van menschelijke kleinheid. Hier staan tegenover elkaar twee edele figuren, die volgens hun beste kunnen willen samenwerken. Men kan niet zeggen dat het leven hun niet goedgunstig is. Als men hun moest vragen wat hun ontbreekt, zouden zij het niet weten, althans in den beginne niet. En toch heeft het leven zijn splijtzwam gezaaid in dit schoone, voorbeeldige huwelijk en rukt het tijdelijk uiteen.



illustratie
FILMPJES II.
FRANZ HELLENS, de groote Belgische romancier, wiens nieuwe werk ‘La Femme Partagée’ bij Grasset ter perse is, op den wandel met zijn zoontje.


[p. 279]

Om de tragiek te bereiken, die den advokaat Laudin en zijn liefhebbende vrouw Pia tijdelijk van elkaar scheidt, voert de auteur ons mee buiten de sfeer van onze dagelijksche begrippen, naar de verheven regionen, die de gewone sterveling alleen in oogenblikken van buitengewone bewustzijnshelderheid betreedt. Op de uiterste grens door het menschelijke bewustzijn bereikt, in het mysterieuze gebied van ons verborgenst gemoedsleven, waar de wetenschap nog maar zeer onlangs haar eerste mijlpalen heeft geplant, speelt zich het drama af, dat Wassermann tot onderwerp heeft gekozen van zijn boek.

De Weensche advokaat Laudin geniet roem en aanzien. Door zijn hooge begaafdheid heeft hij tijdens de inflatieperiode, bij de onderhandelingen met het buitenland, aan de regeering groote diensten bewezen. Men heeft hem hooge posten aangeboden, maar hij heeft die van de hand gewezen, om zich volkomen te wijden aan zijn praktijk, die na een paar opzienbarende processen van hem den specialist der echtscheidingen heeft gemaakt. Onmetelijk leed heeft hij aldus aan zich zien voorbij gaan. Al de huwelijksellende die voor het oog van de wereld verdoken blijft, is men in zijn gemoed komen uitstorten. Volgens zijn beste kunnen heeft hij den nood pogen te lenigen. Maar er komt geen einde aan. De ellende overstelpt hem, hij voelt er zich onder ten gronde gaan. Er moet iets haperen aan de basis van het stelsel dat tot zooveel ellende aanleiding geeft. Hij onderzoekt hoe het met zijn eigen huwelijksleven is gesteld en komt tot het bewustzijn dat de gewoonte, de dagelijksche gang van het leven, het geluk hebben afgesleten tot omgangsvormen die hun vroegere beteekenis hebben verloren. Tezelfdertijd wordt hij er zich van bewust, dat niets in zijn leven hem ooit in groote vervoering heeft gebracht, hem heeft meegesleept, hem buiten zichzelf heeft doen treden. Langzamerhand gaat hij belang stellen in de tooneelspeelster Louise Dercum, met wie hij door zijn beroep in aanraking is gekomen. Die belangstelling is van geen verdacht allooi. De frissche verschijning van de artiste is als een lafenis voor zijn door plicht en zorgen verstoorde blikken. Haar argeloosheid en onschuld zijn wel echt maar verderfelijk. Zij betrekt Laudin, die door haar verschijning als in een droomtoestand verkeert, bij allerhande verdachte zaken. De beroemde advokaat, voorbeeld voor zijn collega's, pleegt daden die door al zijn beroepsgenooten worden afgekeurd; zijn liefhebbende vrouw raadt hem aan het huis te verlaten, omdat zij hem niet tot last wil zijn op den nieuwen weg, dien zij hem ziet inslaan. Toch is er nog niets gebeurd. Laudin hangt alleen aan Louise Dercum, omdat de kinderlijke onschuld, de geheugenloosheid die haar toelaat steeds en alleen in het tegenwoordige te leven, zoodat vroeger leed voor haar niet bestaat, hem troosten en verstrooien van zijn eigen gedruktheid en de zwarigheid die zijn praktijk in zijn hart heeft opgestapeld. Haar aanwezigheid is voor hem voldoende; maar hij is slechts een prooi voor haar luimen. Meer en meer geraakt hij in haar netten verstrikt. Hij voelt het, maar heeft den aandrang niet om te reageeren. Wat zou hij ondernemen tegen iets dat niettegenstaande zooveel jaren goede verstandhouding tusschen Pia en hem, toch in zijn leven is getreden? Hij beschouwt de gansche aangelegenheid als een noodlot, dat zich aan hem gaat voltrekken. Den nacht dat noodlottige en onherroepelijke dingen op het punt staan zich te voltrekken, wordt Laudin gered door de onthullingen van zijn vriend Fraundorfer, wiens zoon zelfmoord pleegde, na door de demonische onschuld van Louise Dercum met de syphilis te zijn besmet. Dit opent Laudin de oogen en aldus kan hij den tooverkring verbreken die de tooneelspeelster rond hem had getrokken. Een mooi droombeeld stort ineen. Het hart, het eeuwig onrustige en eeuwig verlangende hart, heeft hem uit den band gedreven. Nu gaapt hem alleen nog de groote leegte aan. Moet hij schuld voelen? Zijn misdaad is altijd eerlijk te zijn geweest.

De verzoening tusschen de echtelieden, in zoover er sprake kan zijn van verzoening tusschen menschen die elkaar geen enkel onvriendelijk woord hebben toegestuurd en alleen uiteen gingen om elkaar leed te sparen, volgt na Laudin's herstel van den uitputtingstoestand waarin hij was geraakt. Pia heeft ondertusschen ook ingezien dat zij van haar kant de slaaf was geworden van de vele voorwerpen en zorgen in een groot huis, en te weinig mensch en gezellin van haar man gebleven was. Zij weet Laudin te bewegen zijn praktijk met de echtscheidingsprocessen, het goochelen met het manke recht, dat zijn onderbewustzijn heeft ontwricht, te laten varen. Zij zullen op een veel kleiner voet gaan leven, aldus zal zij minder worden opgeslorpt door haar huishouden en zal hij zich kunnen wijden aan een vroeger gekoesterden droom: het leggen van nieuwe grondslagen voor een wetgeving die rechtvaardiger zal zijn, die zal toelaten recht te spreken niet naar de letter, maar naar den geest.

Wat we hierboven samenvatten is de hoofdlijn van het lijvige boek van 350 blz. Het zou ons te ver voeren uit te weiden over het zeer belangwekkend dossier van Brigitte Hartman, die zich blind staart op de letter van de wet en namens het recht allerhande onrecht pleegt; over het dossier van den student chemicus Konrad Lanz, die op het punt staat de synthetische vervaardiging van suiker uit te vinden, maar om intusschentijd niet van honger om te komen, een wissel trekt op de toekomst, een paar valsche banknoten uitgeeft en nu door de wet der menschen wien hij een dienst wilde bewijzen, zal verpletterd worden; over het dossier van Constance Altacher, die de manie heeft van de onderworpenheid en namens diezelfde onderworpenheid met ware tyrannie wil heerschen over haar man; over het dossier Fraundorfer, over het dossier Marlene-Rely, de dochters van Laudin, en de manier waarop zij elk volgens haar karakter reageeren op de tragedie die zich onder haar oogen stilzwijgend afspeelt. Er steekt in dit boek een gansche wereld en een gansche wereld die nieuw is. Vandaar de ongewone aantrekkingskracht die van het boek uitgaat. Wassermann heeft den huwelijksroman behandeld op een peil dat vóór hem, naar ons weten, niet werd bereikt. Hij heeft het plan, waarop het dramatisch gebeuren verloopt, tot den uitersten schakel in de hoogte getrokken. Het was een roekelooze onderneming. Indien zij in den volsten zin des woords is geslaagd, indien zij, hoewel soms boven de kontrole van den gewonen sterveling uit stijgend, toch volledig wordt aanvaard, komt dit doordat de auteur, na bestudeering van een ontzaglijke hoeveelheid menschenmateriaal, in ons onderbewustzijn snaren heeft weten te beroeren, die niet zeldzaam-uitzonderlijk trillen, maar behooren tot de algemeen menschelijke gamma.

Hijzelf zeide van dit boek, dat hij bij het schrijven als bij geen ander werk voortdurend het gevoel had een hem opgedragen missie te vervullen. Hij heeft inderdaad aan dezen roman een soort van sociale beteekenis weten te geven. Niet dat hij het kunstwerk heeft verlaagd tot den rang van politiek pamflet. Hij verdedigt geen thesis, zijn roman is geen roman tegen het huwelijk. Hij neemt het huwelijk zooals het is geworden onder den invloed van de bestaande wetten en gebruiken en toont aan welke de ellende is, die er uit kan voortvloeien, hoe goed de beide contracteerende partijen het ook mogen meenen. Hij toont aan hoe

[p. 280]

menschen met disharmonieerende neigingen er een hel van maken en zelfs edele karakters, door en door goede en verstandige menschen als Pia en Laudin, er tijdelijk door beproefd kunnen worden, als de gecompliceerdheid van het moderne leven en de mysterieuse aandriften uit ons diepste gemoed, samenspannen om de groote liefde te vertroebelen, zonder welke het huwelijk niet langer als een zegen kan worden beschouwd. Zijn doel is niet te stichten, zijn doel is bloot te leggen en te doen constateeren wat tot nog toe in de zwachtels van het gevoel lag verborgen. Daarom besluit hij niet met argumenten, maar laat het laatste woord aan het gevoel, dat luider spreekt dan elk betoog, wanneer het zijn kansen krijgt.

 

KAREL LEROUX