Ter herinnering aan Ruben Dario

In oorlogstijd, den 8sten Februari 1916, kort nadat hij één van zijne allerbeste werken had geschreven, het gedicht ‘Pax’, dat hij in alle Spaansch sprekende landen voorlas, stierf de groote dichter Ruben Dario te Nanagua (Nicaragua), zijn geboorteland, na langen tijd in Parijs te hebben gewoond. Naar aanleiding van den 12den verjaardag van zijn dood heeft men in Parijs den eenigen door Dario geschreven roman gepubliceerd: ‘Emelina’, een jeugdwerk, tezamen met den heer E. Poirier geschreven.
Alfons Maseras heeft Dario eenige jaren vóór zijn dood gekend, zoodat diens getuigenis van groote waarde is, om de geestesgesteldheid te leeren kennen van dengene, die nog steeds de grootste Spaansch schrijvende dichter van den laatsten tijd blijft.

TOEN ik kennis met hem maakte, vertelt Maseras, bewoonde Dario een ‘rez-dechaussée’ in de rue Herschel. Het oude, dierbare Lutetia was vol zonnige bekoring. Dien morgen gevoelde de dichter, die reeds lijdende was, zich herleven door het lenteweer. Even later wandelden wij samen onder de hooge boomen van het ‘Luxembourg’. Hij was groot en zwaar en had een gebogen rug. Hij liep langzaam, statig, met afgemeten passen, zijne stem was zacht en kalm, alsof ze uit het diepst

[p. 234]



illustratie
Foto Gorny, Hannover
De Duitsche dichter en chansonnier
JOACHIM RINGELNATZ


van zijne ziel voortkwam. Die stem was ontroerend, evenals zijne raadselachtige oogen, het eenige expressieve in zijn geheele voorkomen. Want er was iets onbewogens in zijn grove gezicht met de slappe trekken, in zijne breede, glad geschoren kin, in zijne vormelooze lippen, in zijn platten neus. Er was ook iets onbewogens in zijn hooge, glimmende voorhoofd, waarover zoovele stormen waren heengegaan. Zijn gelaat werd slechts bezield door zijne oogen, die in de verte schenen te staren en van ongeziene dingen droomden. Hij was een ‘zeldzame’, zooals hij zelf placht te zeggen. Hij was het door zijn uiterlijk, door zijn leven, door zijn karakter, door den geest, die hem bezielde. Hij heeft ons een vrij volledig relaas gedaan van zijn avontuurlijk leven, vroolijk en droevig tegelijk. Hij heeft zijn leven beschreven tot twee jaar vóór zijn dood en voltooide het boek in Barcelona, waar het ook uitkwam. Niet lang daarna zou hij de eeuwigheid ingaan en dit wist hij. Want ziek naar lichaam en geest, sprak hij dikwijls met mij over den dood, over het tragische van het sterven zoowel als over de hoop en vrees van het hiernamaals. Vroeger een heiden, was hij op zijne manier bijgeloovig, vreesachtig en mystiek geworden.

Op zekeren dag brachten wij samen een bezoek bij Remy de Gourmont en bijna het heele gesprek handelde over het mogelijke bestaan van eene andere wereld en een ander leven. Ruben schepte er behagen in van spiritistische proefnemingen te vertellen en de beteekenis van het cabalisme nader te verklaren. Hij was even dol op al wat geheimzinnig is en op de onrust, die er door wordt veroorzaakt, als een alchemist uit de Middeneeuwen.

Dit alles heeft op zijne gedichten een sterken invloed uitgeoefend. Er is in zijne verzen eene duistere magie, men zou het zelfs eene duivelsche magie kunnen noemen, maar zij is toch vol schoonheid en bekoring.

Het verhaal van zijn avontuurlijk leven, vol desillusies, zou ons aanwijzingen omtrent zijn karakter kunnen geven, indien wij dat niet al dadelijk doorzien hadden. Ruben was iemand met een zwakken wil, veelal openhartig, soms pervers, als men tenminste zekere psychische opwellingen zoo wil noemen. Als getrouw pelgrim naar de kunstmatige paradijzen dezer wereld, die hij haatte en waarnaar hij toch verlangde, voelde hij zich alleen behaaglijk in de wereld, als deze niet gunstig was voor zijne extases. Maar ver van het wereldsch gedruisch peilde hij de diepe tragiek der menschelijke ellende en het nutteloos vermaak van wereldsche genietingen. Het was hem eene voortdurende kwelling eene diplomatieke rol te moeten spelen. Den laatsten tijd schreef hij op zijne visitekaartjes den titel: ‘Consul van Paraguay’. De koning der Spaansch-Amerikaansche lyrici was consul van Paraguay en dus een mededinger van den armen Lelian en van Mallarmé, den vriend van ‘Sar’ Péladan en van alle excentrieke Parijsche letterkundigen.

Volop van het leven genieten, zich voeden met de lekkerste spijzen en de fijnste dranken, die er in deze wereld te krijgen zijn! Ruben wilde Baudelaire's raad opvolgen, die luidde: ‘Bedwelm jezelf met licht, wetenschap, wijn, liefde enz.; maar bedwelm jezelf voortdurend!’ Gedurende zijn geheele leven heeft hij verlangd naar die bedwelming, terwijl hij ons met gulden woorden de opperste genoegens van zijn pelgrimstocht beschreef. Aan zijne vele reizen denkend, zeide hij eens tegen mij: ‘Toen ik in Bremen was, las ik op het stadswapen de volgende woorden van Pompeus, die ons door Plutarchus zijn overgeleverd en die het devies van alle Hanzesteden vormen: Navigare necesse est, vivere non est

[p. 235]

necesse. In mijn leven had ik dit motto al toegepast, maar sindsdien heb ik het ook tot mijn devies gemaakt.’

Ofschoon hij tegen het einde van zijn leven trachtte nader tot het volk te komen, had hij een afkeer van het vulgaire ‘municipal et dense’, zooals hij het noemde. Als hij zich tot de groote menigte richtte was het met het vuur van een apostel, o.a. toen hij het groote Amerikaansche vaderland bezong of toen hij, tot het Christendom teruggekeerd, de verheven Franciskaansche legendes opnieuw behandelde.

‘De eerste tijd, dat ik geloofde, was ook de eerste tijd, dat ik waarlijk liefhad’, heeft hij in één van zijne boeken geschreven. Zijn geloof in de schoonheid begeeft hem nooit. Zijn aesthetisch ideaal, dat hij nooit duidelijk omschreef, omdat het boven alle formules uitging, vernieuwde en breidde zich telkens uit.

Tot dusverre is hij degene, die de meest volmaakte Spaansche poëzie heeft voortgebracht. Hij heeft die totaal verjongd, hij bracht er de eerste omwenteling in teweeg en was er de eerste groote figuur van. Door een ander gebied voor haar open te stellen, schonk hij de Castillaansche poëzie eene nieuwe taal en doordrong haar van een nieuwen geest. Niemand heeft dit zoo goed gezegd als onze gemeenschappelijke vriend, wijlen Jean Alcover:

 
‘Il connaît dans ses veines la fièvre païenne,
 
Il est comme un vase de transparente clarté,
 
Où s'ouvre à nouveau cette fleur opulente
 
D'un monde éteint.’

Trouwens, de heiden, die hij was, had zich veranderd. in een getrouw volgeling van Christus. Toen hij zijn einde voelde naderen ging hij, als rasecht idealist, naar Amerika om op nederlandschen bodem te sterven en er eerst nog voor den vrede te ijveren, terwijl in Europa de oorlog woedde. ‘La terre ancienne est tout en sang et toute en pleurs’, aldus begint zijn gedicht ‘Pax’, dat men zijn zwanenzang zou kunnen noemen. Zijne raadselachtige oogen, zijne handen als die van een monnik hief hij op om genade af te smeeken. De menschen waren nogal hardvochtig voor hem geweest: toch riep hij Gods genade voor hen in, gelijk hij die ook voor zichzelf hoopte te verkrijgen.

 

ALFONS MASERAS