1.
ZELDEN is het boek van John Reed, ‘Ten days that shook te world’ meer gelezen als in de dagen waarin honderden buitenlandsche gedelegeerden naar Moscou waren getogen om er het feest van de tienjarige Herdenking der Russische Revolutie te vieren. Reeds in den trein er heen zag men velen die zich nogmaals de gebeurtenissen van November 1917 in het geheugen wilden roepen en Reeds werk herlazen. Overal in de straten van Moscou zag men de Russische editie. In het hotel waar de buitenlandsche gedelegeerden wonen, lagen Engelsche, Duitsche en Fransche edities61. In de straten en etalages zag men aanhalingen uit zijn werk - zijn portret. Was het een wonder dat velen zijn graf bezochten - literatoren en journalisten vooral, die ook over Sovjet-Rusland geschreven hadden, het verdedigden in eigen land en thans vol eerbied een oogenblik wijlden aan het graf van dezen reporter - die zoo dapper ‘op de barricade’ gesneuveld was.
2.
John Reed stond op de barricade. Zijn wapen was zijn vulpen. Hij streed in een tijd - de Novemberdagen van 1917 - waarin de meeste zijner collega's het hoofd verloren hadden, onsamenhangende telegrammen naar hun bladen zonden - zonder inzicht - zonder er aan te denken dat deze dagen dagen waren, die de wereld deden dreunen. John Reed voelde dat deze dagen historisch waren en noteerde hetgeen voorviel als zoodanig. Hij zond geen telegrammen over bijkomstigheden - over geruchten - over de verschillende verklaringen en berichten die de buitenlandsche gezantschappen hem verschaften. Hij wist dat hij hier in deze dagen als reporter een groote taak te vervullen had en dat hij later tegenover degenen die na hem kwamen, rekenschap zou moeten afleggen van hetgeen hij thans deed. Reed deed wat andere journalisten overtollig en overbodig vonden: hij verzamelde de talrijke resoluties en proclamaties en drukte hun tekst volledig in zijn artikels af; hij beschreef de afgevaardigden der verschillende congressen en deelde mede met hoeveel stemmen meerderheid de een of andere resolutie was aangenomen of verworpen.
Met stellige zekerheid wist John Reed dat deze dagen beslissend waren voor komende eeuwen. Hij verzamelde daarom al deze détails, waardoor zijn reportage een buitengewone levendigheid behield en het tempo, waarin dit alles geschiedde, voor ons behouden bleef. Naast dien anderen grooten Russischen reporter Larissa Reissner, die eenige jaren geleden op zoo jeugdigen leeftijd in het Kremlziekenhuis te Moscou overleed, was John Reed de reporter der Russische Revolutie. Beiden gaven feiten - daden in hun reportages, die voor zich zelf spreken en geen nader commentaar noodig hadden. Deze reportages waren groot door hun sociaal instinct en hun werkelijkheidszin en zijn als zoodanig met sommige werken van Zola en Upton Sinclair, met Barbusse's ‘le Feu’ op één lijn te stellen. John Reed wilde geen kunstenaar - geen literator zijn. Hij was als reporter echter een literator van zeer groote gaven.
Hij had partij gekozen voor de Russische Revolutie in een tijd, dat zeer weinigen dit deden. Men herinnere zich slechts de vele machten die in deze tijden (meer nog als thans) tegen Sovjet-Rusland te velde trokken: de menschewiki en burgerlijke politieke partijen, de geallieerden en de ‘burgerlijke’ pers - de rijke grondbezitters en bankiers. Men denke aan de legende, dat Lenin met hulp der Duitsche regeering naar Rusland zou zijn gebracht, aan de houding der sociaal-democraten en sociaal-revolutionairen. Reed wilde nimmer van een compromis hooren. Hij ging met koele, bewonderenswaardige zekerheid zijn weg in deze tien dagen, zonder een oogenblik te aarzelen. Thans, na tien jaren, ziet men dat Reed gelijk had toen hij schreef, dat hier geen compromis mogelijk was en al hetgeen deze sociaal-democraten en menschewiki wilden onmogelijk was, daar ze zich toch weer met buitenlandsche machten zouden verbinden en daardoor de Revolutie verraden. Herleest men thans zijn werk, dan bemerkt men dat dit niet alleen historisch juist, doch ook profetisch was.
Lenin, die voor Reed's werk een groote bewondering koesterde, heeft terstond de waarde van dit boek ingezien: ‘met de grootste belangstelling en onverzwakte opmerkzaamheid las ik het werk van John Reed “Ten days that shook the world”. Ik kan dit werk zonder voorbehoud allen arbeiders ter wereld aanbevelen. Het is een boek dat ik in millioenen exemplaren zou willen verspreid zien en waarvan ik hoop dat het
Naar ‘Den Gulden Winckel’ zijn lezers reeds gemeld heeft vierde de dichter Frans Bastiaanse den 14en Mei j.l. zijn 60en verjaardag.
De fotograaf maakte een kiek van den feestdisch waaromheen zich de dichter met huisgenooten en vrienden vereenigde. - Op de tweede plaats rechts van den heer Bastiaanse de dichter P.C. Boutens; achter dezen de schrijver Henri van Booven, tusschen Herman Robbers en L.v. Deyssel. Achter den heer Bastiaanse Mevrouw Bastiaanse. Links van deze, staande tegen 't gordijn, de dichter Hein Boeken. Nous en passons - en des meilleurs!
in alle talen vertaald wordt. Reed geeft een levendig en onopgesmukt relaas der gebeurtenissen, dat in elk punt met de waarheid overeenkomt - een relaas, dat voor het juiste begrip van de proletarische revolutie en de diktatuur van het proletariaat van de allergrootste beteekenis is. Weliswaar zijn al deze problemen grondig besproken en bestudeerd, doch men moet vóór men deze ideeën accepteert of verwerpt, de volle omvang en beteekenis van een dergelijke beslissing begrepen hebben. Ongetwijfeld zal het boek van John Reed er toe bijdragen dit probleem - dat toch het eigenlijke grondprobleem der internationale arbeidersbeweging is - duidelijk te maken.’
Terecht schrijft Egon Erwin Kisch dan ook in zijn inleiding tot de Duitsche uitgave (waaraan vele bijzonderheden betreffende Reeds levensloop werden ontleend), dat deze lof van Lenin nog een andere beteekenis heeft: ze constateert dat een reportage, die zich strikt aan de feiten houdt, een machtig wapen kan zijn in den strijd der arbeidersbeweging.
3.
22 October 1887 werd John Reed in Portland in den staat Oregon geboren. Reed was geen proletariër-zoon - zijn vader was rijk en bezat groote fabrieken. Natuurlijk zond hij, nadat John het gymnasium bezocht had, zijn zoon naar de Harvard-Universiteit. Men kent deze universiteit - dit bolwerk van het reactionaire Amerika. Reeds zestig jaar geleden dreef Walter Emerson den spot met het ‘liberalisme’ van deze universiteit. ‘Elke grootheid van gedachte’, schreef hij, ‘wordt hier terstond onderdrukt en verloochend. Al de jonge menschen, die hier studeeren, verlaten de universiteit als stokoude staatsburgers; er is hier geen profeet, geen dichter, geen duivel dien men niet terstond den mond gesnoerd heeft of weggejaagd.’ Deze toestanden bleven ook in latere jaren voortbestaan. Hetgeen Walter Emerson reeds in 1861 vaststelde, constateerde Upton Sinclair in 1922 opnieuw in zijn ‘Parademarsch’, zijn werk over de opvoeding en het school- en universiteitswezen in Noord-Amerika, opnieuw. Sinclair, die in zijn evengenoemd werk, over de Harvard-universiteit een zoo vernietigend oordeel uitspreekt, schrijft: ‘Toch was er in Harvard één student, wien het gelukte zich door deze wereld van gecultiveerde vooroordeelen een weg te banen - die vrij wist te blijven van al deze reactionaire invloeden. Hij
ging naar Rusland en liet zijn leven voor de Revolutie. Zijn grootsche persoonlijkheid zal in de geschiedenis alle misdaden, die door de kapitalisten der Amerikaansche regeering begaan werden, teniet doen. Over honderd jaar zal Harvard trotsch op hem zijn. Wat Harvard thans van hem zegt? In den tijd, waarin door deze universiteit de 16 millioenen dollars voor den oorlog werden bijeengebracht, ging Harvard prat op zijn patriotisme van 100 pCt. - voegde hieraan echter in een proclamatie deze drie woorden toe: ‘allen deden mee, behalve John Reed’.
4.
Deze drie woorden golden den student Reed, die 1910 zijn examen summa cum laude had afgelegd. Met een paar zijner vrienden had hij een socialistische studie- en debatingclub gesticht. Wanneer hij met vacantie bij zijn ouders in Portland was, deed hij daar van zich spreken door er de voorkeur aan te geven met arbeiders om te gaan en de vergaderingen der I.W.W. (Industrial Workers of the World) te bezoeken. Hij schreef novellen en gedichten, artikels en essays en werd, nadat hij zijn academische studiën had beëindigd, benoemd tot redacteur van een radicaal blad, ‘The American Journal’.
In 1911 begaf hij zich als correspondent van dat blad naar Mexico, waar een revolutie was uitgebroken. Boris Reinstein, die als gedelegeerde der Amerikaansche arbeiderspartij aan de October- en Novemberrevolutie in Leningrad deelgenomen heeft (Reed noemt in zijn werken een paar maal zijn naam), vertelt dat John Reed in Mexico vijf maanden in de onmiddellijke nabijheid van den leider der revolutionairen, Villa, doorbracht. In zijn eerste groote werk ‘Mexico in opstand’ heeft Reed den waren achtergrond dezer Revolutie onthuld: de belangen van het Noord-Amerikaansche groot-kapitaal - zijn omkoopingen en intriges.
Toen John Reed uit Mexico terugkeerde na zijn artikels te hebben geschreven, was hij een populair man. Hij was populair ondanks het sociale karakter zijner reportage. Hij was - als vroeger Jack London - voor den Amerikanen de jonge man die avonturen beleefd had en daarvan op boeiende wijze wist te vertellen. De bladen vochten om zijn artikels. ‘Metropolitan Journal’ en ‘the World’, die hem tot hun vaste medewerker maakten, boden hem een salaris van 25000 dollar per jaar. Het kon echter niet lang duren of er moesten conflicten komen. Hij moest kiezen tusschen zijn socialistische overtuiging en de overtuiging der bladen, waaraan hij medewerkte en die allen afhankelijk waren van de Amerikaansche groot-industrie. Daarbij kwam nog een andere factor. Reed wilde, dat zijn artikels een grooten lezerskring vonden en meende zijn socialistische overtuiging in bladen met een oplage van millioenen het best te kunnen dienen. Anderzijds haatte hij de burgerlijke pers met al de macht die in hem was. Hij kende haar afhankelijkheid, haar bewuste misleiding en corruptie. Hoe heeft hij den weg uit dit conflict gevonden?
Zijn vriend Max Eastman (die ook Rusland bezocht, o.a. een werk schreef over de jeugd van Trotzky en later in conflict met de Russische Comm. Partij kwam), schreef in de ‘Liberator’ na Reed's dood: ‘Gedurende al deze jaren, waarin de redacties en de brandkasten van de directies van het kapitalistische journalisme steeds voor hem geopend waren en zijn naam beroemd was als die van een dapper en vroolijk avonturier, is John Reed ons klein revolutionair blad trouw gebleven, het blad dat hem geen honorarium kon betalen en waardoor hij slechts tienduizend lezers bereikte. Nimmer heeft hij ons, wanneer wij het hem vroegen, met een bijdrage in den steek gelaten. Waar hij ook was - nimmer vergat hij ons een artikel te zenden. De artikelen die hij ons zond waren ook steeds beter dan de artikelen die hij aan de kapitalistische pers zond. Op deze wijze heeft hij geprobeerd het beiden tegenovergestelden richtingen zoo lang hij kon naar den zin te maken.’
Tot ook dit niet meer ging, Reed zijn ontslag nam als medewerker van het ‘Metropolitan Journal’ en hiermede afstand deed van zijn aanzienlijk salaris. Daarbij kwam, dat het gerecht hem met allerlei juristische spitsvondigheden op grond van zijn socialistisch-propagandistische actie onder curateele gesteld had, waardoor hem de vrije beschikking over het aanzienlijke kapitaal, dat zijn vader hem had nagelaten, ontnomen werd.
5.
Er had ondertusschen in Amerika in die jaren geen staking of revolutionaire strijd plaats gevonden waaraan John Reed niet had deelgenomen. Hij was correspondent bij de groote staking der textielarbeiders in Paterson (New Jersey) en ondersteunde deze beweging met zijn artikelen. Hij werd gearresteerd, daar hij protesteerde tegen de mishandeling van eenige arbeiders door de politie. Tijdens zijn arrestatie schreef hij de satire ‘Het Hotel van Sheriff Rutcliffe’, waarin hij de mishandelingen in de gevangenis, die in Amerika aan de orde van den dag zijn, onthulde. Deze satire baarde groot opzien, leidde er echter toe, dat Reed bevel kreeg de stad te verlaten. Zijn antwoord op deze maatregel was een groote rede in Paterson, waarbij duizenden arbeiders aanwezig waren. De stemming was daar zoo ten zijnen gunste, dat de politie, die bevel had hem opnieuw te arresteeren en over de grens te zetten, aan dit bevel niet kon voldoen uit angst voor nieuwe woelingen. Hij vertrok daarna naar New York, waar hij in het allergrootste vergaderlokaal - Madison Square Garden - een redevoering hield over de behandeling der textielarbeiders in Paterson. Deze rede had tot gevolg, dat zelfs de burgelijke bladen genoodzaakt waren tegen deze onderdrukking te protesteeren.
Een jaar later valt hij in een reeks nieuwe artikelen de Standard Oil Company aan, volgens wier opdracht bij een staking in de naphtabronnen eenige arbeiders waren vermoord. Deze artikelen verschenen in de ‘Tribune’ en het ‘Metropolitan Journal’ en baarden eveneens groot opzien. Het gevolg was, dat John Rockefeller zich genoodzaakt zag tegen beide bladen een aanklacht in te dienen. Een commissie van onderzoek kon de onwaarheid van Reed's beweringen echter niet bewijzen, zoodat Rockefeller de aanklacht moest laten vallen.
Nog een tweede maal valt de nauwelijks zeven en twintigjarige journalist den millionair Rockefeller aan. Wanneer in 1914 in de mijnen der Standard-Oil een actie om loonsverhooging plaats vindt, stelt Reed zich als steeds terstond aan de zijde der arbeiders en verdedigt hij hun standpunt.
Eenige honderden ontslagen arbeiders hadden in de buurt van Ludlow hunne gezinnen in tenten en snel in elkaar getimmerde hutten ondergebracht. Deze woningen nu waren op zekeren nacht op bevel der Standard Oil met petroleum begoten en aangestoken. Twintig personen, waarvan de meeste vrouwen en kinderen, lieten hierbij het leven. Terstond gaf Reed op grond van persoonlijke observatie en berichten van ooggetuigen een nuchter, volkomen zakelijk relaas van het voorgevallene, zoodat niet alleen de geheele pers, maar ook de regeering genoodzaakt was zich met deze brand-
JOHN REED
stichting bezig te houden en een commissie van onderzoek in te stellen.
1914 - terstond na het uitbreken van den wereldoorlog - vertrok Reed als oorlogscorrespondent naar Europa. Toen in 1915 de bevolking van Servië door de legers van Mackenzen verdreven werd, maakte John Reed deze anabasis - waarbij duizenden vrouwen en kinderen het leven lieten - mee. Een paar maanden later is hij weer in Amerika, waar hij lezingen en protestmeetingen houdt tegen de gruwelen, die aan beide zijden in dezen oorlog bedreven werden. Hij haalt zich hierdoor de vijandschap van beide partijen op den hals. Na een werk ‘de oorlog in Oost Europa’ geschreven te hebben, waarin hij hoofdzakelijk het voorgevallene op den Balkan behandelt, reist hij naar Rusland. Ook hier wordt hij weldra gearresteerd. Eenige vlammende artikelen tegen de vervolging der Joden - tegen de progroms en de zaristische politie, die van dit alles de oorzaak waren, zijn de aanleiding. Daar uit Amerika en door het Amerikaansche gezantschap tegen zijn arrestatie geprotesteerd wordt en ook buitenlandsche correspondenten zich met de zaak gaan bemoeien, moet men hem echter spoedig in vrijheid stellen.
Nogmaals keert hij voor eenigen tijd naar Amerika terug. Hij wordt er hoofdredacteur van het revolutionaire tijdschrift ‘The Masses’ (dat later ‘The Liberator’ zou worden) en schreef een serie heftig antimilitaristische artikelen. Natuurlijk wekten ook deze artikelen de haat der Amerikaansche regeering. Men was juist bezig een omvattende propaganda voor den oorlog te maken, de jeugd te mobiliseeren. Een bevel tot arrestatie der geheele redactie van ‘the Masses’ was het gevolg. De redacteurs en medewerkers werden in de gevangenis geworpen - het tijdschrift verboden.
John Reed was ondertusschen naar Rusland vertrokken om ooggetuige te zijn van de Kerenski-revolutie. Toen hij wederom Petrograd bezocht, had daar juist de mislukte Kornilow-putsch plaats gevonden. Met afkeer constateerde hij den toestand dezer democratische republiek. Hij zag dat de regeering der Kerenski-aanhangers aan de zijde der bezittende klasse stond, dat zij den oorlog wilde voortzetten (en het volk dus geen Vrede bracht), dat zij de arbeider-comité's wilde ontbinden, de soldatenraden uit elkaar jagen. Terstond verdedigt hij de Partij der Bolschewiki: ‘In plaats van zooals algemeen verkondigd wordt een verwoestende factor te zijn ben ik er van overtuigd, dat de partij der bolschewiki de eenige partij is die een opbouwend politiek programma bezit en in staat is te regeeren.’
John Reed, die reeds zoovele revoluties had meegemaakt, zoovele stakingen en sociale woelingen, aarzelde geen oogenblik partij te kiezen.
1 Januari 1919 schrijft hij aan het einde van zijn inleiding voor de ‘Tien dagen die de wereld deden dreunen’: ‘mijne sympathieën in dezen strijd waren in geen enkel opzicht neutraal. Terwijl ik de geschiedenis dezer tien dagen schreef, heb ik echter steeds gepoogd de gebeurtenissen te zien met het oog van een reporter, die steeds met zijn geweten te rade gaat en van het streven bezield is steeds de waarheid te constateeren.’
6.
Nadat de bolschewiki de macht veroverd hadden, was Reed werkzaam in het commissariaat voor buitenlandsche zaken, waar hij de afdeeling voor revolutionaire propaganda in Amerika, Engeland en de Engelsche koloniën leidde. Hij beschouwde zich als een ‘Soldaat der Revolutie’. Toen, nadat de constituante ontbonden was, een aantal sociaalrevolutionairen de regeeringsgebouwen wilden bezetten, stond hij met geladen geweer op post bij het commissariaat voor buitenlandsche zaken.
De Amerikaansche regeering, die van dit alles niet onkundig gebleven was, zat ondertusschen niet stil. Boris Reinstein deelt ons daarover het volgende mee: ‘Toen Reed deel uitmaakte van het derde congres der Russische Communistische Partij, had men reeds een aanklacht tegen hem ingediend wegens antimilitaristische propaganda en den datum voor dit proces vastgesteld. Reed besloot daarop terstond naar Amerika terug te keeren en zich bij de rechtbank te melden, hoewel hij wist dat hem een tuchthuisstraf van twintig jaren wachtte wanneer men hem schuldig bevond. Einde Januari 1918 begaf hij zich via Finland, dwars door een gebied dat door Witte Legers bezet was, op weg. In Noorwegen moest hij een paar maanden wachten, daar de Amerikaansche regeering angst had hem terug te laten reizen. Ze wist immers dat hij een groote verdedigingsrede zou houden en vreesde zijn invloed. Het proces vond dus plaats terwijl hij nog in Noorwegen vertoefde. Daar de rechtbank niet tot een besluit komen kon, werd het proces wederom verdaagd. Toen John Reed enkele maanden later werkelijk arriveerde, werd hij terstond in hechtenis genomen, kort daarop echter tegen een borgstelling vrijgelaten. In den tijd die hierop volgde schreef hij zijn werk “10 dagen die de wereld deden dreunen”. Tijdens de tweede behandeling van het proces poogde de officier van justitie met alle middelen die hem ten dienste stonden, de rechtbank van Reed's schuld te overtuigen. Hij liet zelfs - wel een unicum in de geschiedenis van het recht - tijdens het proces een uitsluitend voor dat doel gehuurd orkest vaderlandsche liederen spelen voor het gerechtsgegebouw. Toen beklaagde verklaarde dat hij het als zijn plicht beschouwde alleen onder de vlag der bolschewiki
voor een Internationale sociale revolutie te strijden, vroeg de officier hem: is u van plan in den oorlog die thans uitgebroken is onder amerikaansche vlag te vechten? “Neen”, was het besliste antwoord van Reed. - Waarom niet? Reed antwoordde met een hartstochtelijke rede van een uur, waarin hij de gruwelen van den oorlog schilderde en de rol van het grootkapitaal daarin onthulde. Enkele leden der rechtbank kwamen zeer onder den indruk. Het resultaat was, dat hij werd vrijgesproken tegen elke verwachting in.
Opnieuw zet hij zijn campagne voort. In bijna alle steden van Amerika spreekt hij over de Russische Revolutie, over de misdadige blokkade tegen Rusland. Meermalen wordt hij gearresteerd, doch steeds na eenige uren vrijgelaten. In Philadelphia had de politie zijn optreden verboden. Reed spreekt echter toch, wordt gearresteerd en moet voor de rechtbank verschijnen. Ook ditmaal wordt hij echter vrijgesproken. Daar Reed lid is van de socialistische partij, gebruikt hij al zijn energie om den “linker vleugel” van deze partij te versterken. Hij voert een heftigen strijd tegen de socialistische leiders: Hillquit, Berger en anderen, die aan een compromis willen medewerken.
Op het congres in Chicago in September 1919 stond hij aan den kant der afgevaardigden die voor een blijven in de partij stemden, daar zij meenden op deze wijze de geheele partij naar den kant van het communisme te kunnen overhalen, of - in ieder geval - een linker vleugel te kunnen vormen en hierdoor de meeste leden tot zich te trekken. Andere partijleden waren de meening toegedaan, dat men terstond een communistische partij moest oprichten. Na een urenlang debat bevalen Hilquit en de zijnen John Reed en zijn aanhangers het congres te verlaten. Toen dezen hieraan geen gevolg gaven, schroomde Hillquit niet de politie te hulp te roepen. Na dit congres ontstonden twee partijen: een communistische partij en een communistische arbeiderspartij - de laatste met John Reed als leider. Tot dien tijd was Reed redacteur geweest der “Revolutionary Age” - het orgaan van den linker vleugel der socialistische partij. Later redigeerde hij het orgaan der communistische partij “The Voice of Labour”, terwijl hij tevens zijn literairen arbeid voortzette en een satire op Wilson schreef, waarmede hij een groot succes oogstte. In October 1919 besloot Reed nogmaals naar Rusland te gaan en met behulp der Derde Internationale een poging tot aaneensluiting der beide Amerikaansche communistische partijen te ondernemen. De Amerikaansche regeering stond echter niet toe, dat hij het land zou verlaten. Reed reisde ondanks dit verbod en slaagde er aan het einde van 1919 in Rusland te bezoeken. Terstond nam hij zijn taak op zich, schreef voor de “Communistische Internationale” en verzamelde materiaal, dat hij later in Amerika wilde uitwerken. Tijdens zijn afwezigheid had echter in Chicago een proces tegen hem plaats wegens een artikel over spionnage. Hij werd tot 5 jaren tuchthuisstraf veroordeeld. Hoewel hij veroordeeld was en de Amerikaansche regeering de macht bezat om deze straf tot een van 20 jaren te verlengen, wilde Reed in het begin van 1920 nogmaals over Finland naar Amerika terugkeeren, doch eer het schip, waarop hij deze tocht ondernemen zou, de haven verlaten had, werd hij door matrozen, die beloofd hadden hem als geheimen passagier mede te nemen, verraden. Drie maanden celstraf in een Finsche gevangenis waren het gevolg. Hij dreigde hierna met een hongerstaking, waarna men hem de mogelijkheid gaf naar Sovjet Rusland terug te keeren.
Als vertegenwoordiger der door zijn bemiddeling tot stand gekomen Vereenigde Amerikaansche Communistische Partij nam hij deel aan het tweede congres der Derde Internationale en bezocht hij het congres van de Volkeren van het Verre Oosten te Baku.
Terug in Moscou nam hij wederom maatregelen om naar Amerika terug te keeren, hoewel hij wist wat hem daar te wachten stond. Een zware ziekte - waarschijnlijk typhus - bracht hem echter plotseling - in enkele dagen - ten val.’
7.
Tien jaren na de Novemberrevolutie - acht jaren na den dood van Reed staan wij thans zwijgend aan zijn graf. Arbeiders gaan voorbij, allen met een roode bloem of Leninmedaille: het teeken der sociale revolutie. Velen staan een oogenblik voor de graven in den muur van het Kremlin. Hier liggen de groote dooden der Russische Revolutie: Swerdlow, de eerste president der Russische Sovjetrepubliek, Uritzki en Wolodarzki, die in de eerste maanden door contrarevolutionairen te Petrograd vermoord werden, Frunse, de bevelhebber van het Roode Leger, Krassin en ook Dsershinski, de chef der Russische Tscheka, van wien Gorki met recht zeide, dat hij een groot en edel mensch was. Naast deze strijders voor een betere toekomst ligt ook John Reed - geen proletariër, maar een patriciërs-zoon - een Amerikaansch journalist van nauwelijks drie en dertig jaar.
Verderop - slechts een paar schreden - is het graf van dengeen in wiens nabijheid zoovelen mochten begraven worden: Lenin.
NICO ROST