Engelsche letteren

IN drie romans van recenten datum vinden wij weergegeven wat er in drie diverse klassen der maatschappij thans in Engeland omgaat; om van beneden af aan te beginnen, de kleine burgerstand en de bevolking van het platte land, waarvan Martin Armstrong's The Stepson (Cape) een uitnemende karakterschets geeft. Het gaat hier om een jonge vrouw die naar liefde hunkert; in haar prille jeugd verloor zij haar moeder; haar vader, een droogstoppel van een schoolfrik, leeft naast - doch niet met haar mee. Uit wanhoop huwt zij een welgestelden boer, van die klasse in Engeland, die dikwijls doch niet geheel juist met ‘yeomanry’ wordt aangeduid. Haar echtgenoot heeft reeds eenige huwelijken achter den rug, was op het oogenblik van zijn nieuwen echt reeds voor de tweede maal weduwnaar en telt bijna zeventig jaren, terwijl zij er nog geen dertig achter den rug heeft. Om David, den zoon van Ben Humphrey, den ouden farmer, draait verder de intrigue van het verhaal. Kate wordt verliefd op haar stiefzoon, maar vindt die liefde niet beantwoord en begaat ten slotte uit wanhoop zelfmoord. Ziedaar het gegeven van deze Oedipiade; niet alleen de personen die in dit drama optreden, maar ook de natuurtafreelen zijn met bekwame hand uitgebeeld.

Een trap hooger op de maatschappelijke ladder staat de familie Faed, waarmede George Blake ons vermaakt in zijn: Paper Money (Constable); in het Hollandsch zou de titel het best uitkomen met de woorden: De Familie O.W. Matthew heeft een harde jeugd achter zich, wanneer het kleine fabriekje, dat zijn vader hem nagelaten heeft, onder zijn beheer komt. Hij stapt in het huwlijksbootje met Nellie Sturrock, dochter van een aan drank verslaafden stalhouder, die na een van zijn braspartijen op raadselachtige wijze ontijdig aan zijn eind komt. De groote oorlog brengt Faed geluk aan van het oogenblik af, dat de admiraal te Glasgow hem aan het telefoontoestel roept: zijn fabriekje wordt voor een hoog bedrag ingebracht in de werkplaatsen en scheepswerf van een groot concern aan het hoofd waarvan Sir Michael Crum (Bart) staat. Faed komt in den Raad van Beheer en van dat oogenblik aan klimt hij langzamerhand de maatschappelijke ladder op; het had zelfs niet veel gescheeld of hij was in den adelstand verheven. Is Matthew tevreden met zijn lot, niet zoo Nellie zijn vrouw, die een uitgesproken liefde en aanbidding voor High Life heeft en alle mogelijke practijken en listen te baat neemt om er bij de ‘County’, bij den landadel in te komen. Teleurstellingen en ‘snubs’ blijven haar niet bespaard en het best geteekend zijn wel de sarcastische opmerkingen van Tante Latta, het zwarte schaap in de familie, die Nellie en haar kroost het leven zuur maakt en telkens opduikt wanneer haar gezelschap weinig op prijs wordt gesteld omdat men met haar verlegen zit als men de nieuwe kennissen te logeeren heeft. Het toppunt wordt bereikt wanneer met het begin van de grouse-season een houseparty wordt gegegeven en de photo's, die Nellie daarvan laat nemen door de Graphic, worden geweigerd, omdat door een ongelukkig toeval een hooge hoed, dien de ouderwetsche photograaf op de balustrade had gelegd toen hij zijn taak moest volbrengen, in de foto's verscheen op het hoofd van een der jachtliefhebbers die in ‘plus fours’ gekleed waren en daardoor een absoluut ridicuul effect teweegbracht. Het boek is vlot geschreven en vol humor; wel het beste zijn de hoofdstukken waarin uitkomt de groote eenvoud van den rijk geworden Faed en zijn wensch om eenvoudig te blijven, iets wat Nellie met haar snobachtige natuur hem niet makkelijk maakt.

In Walpole's Wintersmoon (Macmillan), een lijvig boekdeel van ruim 600 pagina's, bewegen wij ons in de hoogste kringen van de Engelsche aristocratie, want wij maken daarin kennis met de familie en den vriendenkring van den Hertog van Romney wiens landhuis den naam draagt welke den titel van dezen roman vormt. Hoewel de karakters van dit boek leven, hoewel het getuigt van een fijne opmerkingsgave, van tooneeltjes, die ware juweeltjes zijn, heeft dit boek één groot bezwaar: het is te lang. Beaminster is wel de beste creatie in dezen roman, zoowel als de feodale Zoffany

[p. 181]

Club waarvan hij een der vooraanstaande leden is. Ook de verhouding van vader en zoon is hier meesterlijk uitgebeeld en de avond dien zij samen in Londen doorbrengen behoort zeker tot de beste passages in dit boek; zij bracht mij Oud Heidelberg in herinnering, waarin Jan C. de Vos en zijn zoon de rollen van Jüttner en Karl Heinz vervulden. Met dit boek bedoelde Walpole een vervolg te geven op zijn eerder geschreven werken: The Duchess of Wrexe, The Green Mirror en The Young Enchanted, zooals hij ons in de voorrede vertelt. In het bijzonder mag nog vermeld worden de episode waarin Wildherne's geliefd zoontje en erfgenaam komt te overlijden; daar is Walpole op zijn best.



illustratie
GEORGE BLAKE
schrijver van ‘Young Malcome’ en ‘Paper Money’


De vacantie staat voor de deur en daarmede het reisseizoen, en in verband daarmede heb ik de moeite genomen om z.g. ontspanningslectuur onder de loupe te nemen, van die echte ‘thrillers’. Van den inhoud dier boeken zal ik weinig vertellen, want dan gaat de aardigheid er af; ziehier een kleine collectie van detective en moordverhalen die u in spanning zal brengen dan wel zal doen griezelen:

Drie boeken waarin de hoofdrol wordt vervuld door blinden, welke in den oorlog het gezichtsvermogen hebben verloren: The Poor Gentleman door Ian Hay (Hodder & Stoughton), waarin wij tevens een lesje in chemin de fer (baccarat) krijgen, een vlot verhaal dat zeer boeit.

The House of the Lighted Window door Gladys F. Sharp (Nash & Grayson) dat gedeeltelijk in den winter te Stockholm speelt met eenige situaties die niet zeer waarschijnlijk aandoen, maar toch ons in spanning houden.

The Man in the Dark door John Ferguson (John Lane), een moordgeschiedenis waar een waardig opvolger van Sherlock Holmes en een Watsonachtige journalist met succes het mysterie tot een oplossing brengen, terwijl Amor ook niet vergeten is.

Wie eens echt wil griezelen, zoo op de manier als bij het aanschouwen van de film De Kat en de Kanarie, leze: Death in the Dusk door Virgil Markham (Knopt); als bijzonderheid wil ik er bij vertellen dat de schrijver een schoolmeester is en dit zijn eerste stap is op het terrein van Fiction.

The Shrieking Pit van Arthur J. Rees (Lane) is ook een huiveringwekkend boek, dat men beter doet niet 's avonds te lezen, daar men anders kans loopt een nachtmerrie te krijgen.

The Bellamy Trial van Frances Hart (Heinemann) geeft ons een moordproces waarvan de zittingen vijf dagen in beslag nemen; de zomertijd, dat troetelkindje van Braat, speelt daarin een rol, voor zoover ik kan nagaan voor de eerste maal in een romannetje. Dat gedurende den oorlog Genève een broeinest was van spionage en contraspionage komt zeer goed uit in Ashenden van Somerset Maughan (Heinemann), een boek dat zeer goede maar ook zeer slappe momenten heeft, terwijl het Genève van thans, de hoofdzetel van den Volkenbond, bijzonder goed geteekend is in: The Death of a Diplomat door Peter Oldfeld, een pseudoniem waarachter een Skandinavisch diplomaat en een Engelsche auteur die dit boek samen hebben geschreven, zich verschuilen. Zij hebben van deze coöperatie alle eer, want het is een der beste ‘thrillers’ die ik ooit gelezen heb; vrienden aan wie ik het boek leende waren het absoluut met mij eens. De uitgever hiervan is: Constable.

De beroemde ‘Train Bleu’ vormt den achtergrond voor een moordgeschiedenis: The Mystery of the Blue Train door Agathe Christie (Collins); deze schrijfster munt uit in mystieke levensberoovingen, want eenigen tijd geleden las ik haar Murder on the Links met Golf als achtergrond, dat thans bij John Lane in een goedkoopen herdruk is verschenen. Zij heeft bepaald vorderingen gemaakt, want het eerstgenoemde boek is spannend en goed geschreven.

Henry Wade weet ons in zijn Missing Partners (Constable) van begin tot eind te boeien; dit boek is meer dan een gewone ‘thriller’, het heeft zekere letterkundige waarde, daar de karakters die hij teekent bijzonder goed getroffen zijn en niet het minst de landelijke atmosfeer en de kijkjes op het zeemansleven, dat zich in en om Liverpool afspeelt, terwijl ‘rumrunning’ en Amerikaansche bestrijdings-en omkoopingspractijken ons toonen wat prohibition beteekent.

Voor het slot heb ik bewaard: The Cuirass of Diamonds van Edgar Jepson (Jenkins), een naam dien velen zich uit de Strand Magazine zullen herinneren. Dit spannende verhaal alsmede Death of a Diplomat behooren tot de beste twee van bovengenoemde collectie. Wij lezen niet altijd alleen om iets te leeren, maar ook om ons te vermaken, ons te ontspannen en wij behoeven heusch niet met dédain op zulke lectuur neer te kijken, een lectuur waarmede zelfs de eerste minister van Groot Brittanje, Baldwin zich vermaakt, wanneer hij op reis gaat; en waarom niet?

ETTY LEAL