[p. 236]

Historische kroniek

Moderne heldenvereering
Napoleon en Bismarck

Emil Ludwig, Napoleon. Vert. door T. de Ridder en J. Dutric (1926).
Emil Ludwig, Bismarck. Vert. door F. van Schilfgaarde (1927).
N.V. van Lochum-Slaterus' Uitgeversmaatschappij, Arnhem.

DEZER dagen zijn de gedenkschriften verschenen van den Engelschen generaal Wilson. Sir Henry Wilson heeft een zeer belangrijke rol gespeeld in den oorlog. Aan zijn organisatietalent, zijn militairen blik, zijn koel en krachtig verstand is de overwinning der Geallieerden voor een goed deel te danken. De thans bekend gemaakte dagboek-aanteekeningen zijn van een ongewone felheid, en staan vol scheldwoorden en hatelijkheden. Van eenig kalm rustig-beheerschend verstand, valt er niets te bemerken. Heeft men zich dan zóo vergist? Was die Wilson dan inderdaad zoo heel anders dan hij leek? Wie was nu eigenlijk de echte, de diepere Wilson? Die van de oude reputatie of die van het gepubliceerde geheime dagboek?

Dit dagboek bevat heel wat historische anecdoten, vooral aanteekeningen over gesprekken met legeraanvoerders en politieke leiders. Er werden blijkbaar nogal eens rare dingen gezegd. Maar er is ook protest aangeteekend. Lloyd George heeft reeds verklaard, dat Wilson blijkbaar geen onderscheid wist te maken tusschen een toevallig woord en een ernstige meening.

Zijn Wilson's eigen aanteekeningen misschien ook van die ‘toevallige woorden’? Zal men voor de kennis zijner persoonlijkheid toch meer aandacht moeten blijven schenken aan zijn krachtig werk dan aan zijn dagboekschrijverij? Is de ‘histoire intime’ niet zeer dikwijls een caricatuur der geschiedenis?

 

* * *

 

Dit is wel het centrale probleem voor iederen biograaf: in hoever moet men een historische persoonlijkheid reconstrueeren op grond van de klare, bewuste gedachten en zelf gekozen werkzaamheid, en welke beteekenis moet er gehecht worden aan alles wat men weet over het dagelijksche leven, toevallige uitingen, min of meer onbewuste gebaren?

In de tweede helft der negentiende eeuw, en ook dit was een gevolg van de verkeerde romantiek, heeft men zich veel moeite gegeven om de echte persoonlijkheid der groote mannen te ontdekken. Er zijn biographen geweest, voor wie een gebeurtenis in het leven van hun held karakteristieker was naarmate ze voor diens heldenwerk minder te beteekenen had: men vond het vooral aardig om te bewijzen, dat een groot man toch ook maar een gewoon mensch is.

Emil Ludwig is een veel te intelligent auteur om door een dergelijke overdrijving te zondigen. Ook hij zoekt echter de groote persoonlijkheid nog te zeer buiten haar groote daden. Aan het slot van zijn boek over Napoleon schrijft hij:

‘Hier werd getracht Napoleon's innerlijke geschiedenis te schrijven. Daar zijn persoonlijkheid zich in elke schrede zijner politieke loopbaan openbaart, zijn zijn ideeën als grondvester van staten en ontwerper van wetten, de plaats die hij innam tusschen Revolutie en Legitimiteit, tegenover de maatschappij en tegenover het probleem Europa, groote hulpmiddelen bij de uitbeelding. Van geen belang scheen ons het verloop der veldslagen, van geen belang de toestand van Europa's Staten, zooals deze zich telkens in coalities of in vijandige kampen groepeeren, onbestendig als het weer’.

Kan dit wel de goede methode zijn? Is een Napoleon zonder veldslagen en zonder een alles beheerschend belang der politiek wel de ware Napoleon, wel die, waarover wij wenschen onderricht te worden? Ieder heeft toch in den eigen kring van familie en vrienden wel heel wat menschen, voor wie hij zich meer interesseert dan voor een Napoleon zonder veldslagen en met de politiek slechts als bijzaak.

Een groot man is een man die groote daden verricht in Staat of maatschappij, op het gebied der kunst of der wetenschap. Slechts die bijzonderheden uit het leven van zoo'n man zijn 't opteekenen waard, die direct verband houden met zijn groote werken of deze beter doen begrijpen.

Er komt misschien nog wel eens een tijd, dat men de evangeliën als mooie modellen van biographische kunst zal bewonderen.

 

* * *

 

Het werk van Ludwig is beter dan zijn theorie. Dit komt wel hoofdzakelijk door de verstandige keuze zijner onderwerpen. De waarlijk grooten als Napoleon en Bismarck leven in de verbeelding der lezers reeds als klassieke figuren. Daardoor voelt men niet zoozeer het gebrek aan groote lijnen in de teekening van den auteur. De groote lijnen zijn er reeds, buiten Emil Ludwig om, in den geest van den lezer, en het overgroote deel van het materiaal aan bijzonderheden, waaruit de schrijver het beeld van zijn helden wil samenstellen, dient in zekeren zin slechts ter opluistering van het beeld dier helden, dat de lezer reeds in zich draagt alvorens hij met de lectuur van het boek aanvangt.

Het dient erkend te worden, dat Ludwig een zeer onderhoudend verteller is en dat hij een groote handigheid bezit in het kiezen van citaten. Vooral zijn biographie over Bismarck kan men beschouwen als een schitterende bloemlezing uit Bismarck's geschriften. Nooit zijn er in het Duitsch mooiere minnebrieven geschreven dan die van den ijzeren rijkskanselier, zegt Ludwig; de diplomatieke mémoires, de ministerieele aanteekeningen, de redevoeringen in den rijksdag, de herinneringen en de brieven aan vrienden zijn van dezelfde meesterhand. Van dit alles geeft de biograaph ons een heerlijken overvloed. Met Napoleon is het een eenigszins ander geval. Daar is minder innerlijkheid, minder poëzie dus, maar in plaats daarvan krijgen wij een des te levendiger verhaal van de steeds wisselende omstandigheden en het telkens veranderend décor.

 

* * *

 

Mooie boeken dus. Vooral zeer onderhoudende boeken! Wie van den winter een serie goede avonden wil hebben, schaffe zich die werken aan. Vooral de levensbeschrijving van Bismarck is zeer boeiend.

Wij hebben ons voornaamste bezwaar echter reeds aangeduid. Het werk is te weinig constructief. Men zou kunnen spreken van impressionistische biographieën. Of zelfs van pointillisme: met duizend en één puntjes wordt het portret - zoo levend mogelijk! - geschilderd. Tracht men in onzen tijd echter niet met andere middelen het leven te benaderen? 't Liefst wil men het voelen trillen in een strakke lijn, althans in een eenvoudiger compositie.

Wij hebben nog andere bezwaren; waarschijnlijk zijn het echter slechts andere verschijningsvormen van eenzelfde bezwaar. Deze boeken worden te zeer beheerscht door de gedachte der evolutie in den zin der steeds toenemende

[p. 237]



illustratie
Wij kunnen onzen lezers den primeur geven van dit nieuwe portret van Willy Corsari. Vrijmoedig op het tooneel of voor den mikrofoon bij het zingen harer liedjes (die, naar verluidt, weldra in druk, met de muziek, bij de uitgeefster van ons tijdschrift in een bundeltje het licht zullen zien) - hield zij als schrijfster zich tot dusver bescheiden tusschen de bladzijden van ‘Astra’ en ‘Nederland’ schuil. Dit zal nu anders worden. Een meisjesboek ligt van haar op de pers, om spoedig te verschijnen; een roman zal in het a.s. voorjaar volgen.

vervolmaking. Het is een oppervlakkig historisme, dat ook eigenlijk thuis hoort in de tweede helft der vorige eeuw, waarvan wij ons nu althans bevrijd hebben. Het was een ietwat kinderlijk optimistische gedachte: de heele menschheid had eigenlijk geen andere taak gehad dan het nu, het thans, het huidige oogenblik voor te bereiden. Wij, die op dit verleden konden terugzien, waren zelf het heerlijk resultaat. Naïevelijk wordt Napoleon geprezen omdat hij reeds de vereenigde staten van Europa wenschte. Stel je voor wat een grootheid! Meer dan honderd jaren vóór Goudenhove-Calerghi en vóór Emil Ludwig heeft Napoleon er al aan gedacht! Dat het toen wel iets volkomen anders was, wordt over 't hoofd gezien uit pure vreugde over de ‘lijn der ontwikkeling’!

Ranke wist het wel beter. In zijn Vorträge vor König Max von Bayern 1856 leest men: Jede Epoche ist unmittelbar zu Gott, und der Wert beruht gar nicht auf dem, was aus ihr hervorgeht, sondern in ihrer Existenz selbst, in ihrem eigenen Selbst.

Dit is de zin van het ware, het levende historisme: aldus begrepen is de geschiedenis niet een riviertje, waarlangs de ark der menschheid, de eeuwen door, voortgegleden is tot op het punt waar de dames en heeren van dezen tijd zoo gelukkig zijn zich te bevinden, maar als een grootsche bloei van beschavingen, van ‘Epochen’, van staten en maatschappijen, van helden ook, allen ‘unmittelbar zu Gott’.

De held is dan niet een nummer in de rij van hen ‘die de beschaving vooruit helpen’, maar midden in het landschap van zijn eigen tijd. Vooral voor de Bismarck-biographie heeft Emil Ludwig zich te zeer gehouden aan het standpunt van heden. Dat wij daardoor een enkele maal wel eens politiek krijgen in plaats van historie, is nog het ergste niet. Op menige plaats blijkt echter dat de auteur zich niet voldoende in den tijd van zijn held heeft ingeleefd. De heele ideeënwereld der Pruisische conservatieven blijft hem vreemd, en de eenige verklaring, die hij van Bismarck's evolutie weet te geven is, dat deze feitelijk nooit conservatief is geweest en door zijn karakter een groot revolutionair was.

Daarmede maakt Emil Ludwig zich op eene, toch wel zeer makkelijke, wijze af van het centrale probleem van Bismarck's persoonlijkheid. Men kent het woord van den jongen Lassalle: ‘Wäre ich als Prinz oder Fürst geboren, ich würde mit Leib und Leden Aristocrat sein. So aber, da ich bloss ein schlichter Bürgersohn bin, würde ich zu seinerzeit Democrat sein’. Ludwig schijnt Lassalle's meening te deelen: bij de heerschzuchtigen zijn het slechts de omstandigheden en de machtsverhoudingen, die beslissen of ze conservatief of revolutionair zullen handelen: eigenlijk is ieder krachtig karakter revolutionair.

Daarbij wordt de groote aristocratische en conservatieve deugd, de trouw, geheel vergeten. Zeer zeker kan een revolutionair als Lassalle er graag van droomen een machtig tyran te zijn, maar een tyran is dan ook niets anders dan een revolutionair na den geslaagden staatsgreep. De ware aristocraat geniet minder van de macht dan dat hij zich de door trouw verbonden dienaar van een bepaalden toestand, van een levende werkelijkheid voelt. Bismarck had die aristocratische trouw in zeer hooge mate, de trouw aan zijn koning, aan zijn stand, aan zijn land. Dat ook de trouw tot krachtig ingrijpen kan dwingen; dat er zoo iets kan zijn als wat de Jonkers van Bismarck's tijd ook al noemden een anti-revolutionaire revolutie, heeft Ludwig o.i. niet begrepen, doordat hij de groote gebeurtenissen, waarvan hij verhaalt, te weinig beschouwt in hun eigen tijd, te zeer wil zien als ‘etappen’ op den weg naar heden. Voor Ludwig zijn die gebeurtenissen allerminst ‘unmittelbar zu Gott’; ze zijn slechts voorbereidingen tot de idealen der linksche partijen in het tegenwoordige rijk.

Deze biograaf ziet in den grooten kanselier slechts een progressist. Hij geeft zijn boek den ondertitel: ‘De Geschiedenis van een Strijder’. Een strijder uit trouw dan toch. Ludwig zelf vertelt de volgende mooie episode:

't Is in den tijd van het groote conflict tusschen regeering en landdag. Wie van beide partijen zal het winnen? De koning is soms moedeloos:

‘Ik zie heel nauwkeurig vooruit, hoe dat alles zal eindigen: daar, voor het Operaplein, onder mijn vensters, zal men u het hoofd afslaan en wat later mij!’

Bismarck, die Augusta's schaduw achter Wilhelm ziet oprijzen, antwoordt slechts als de koning zwijgt: Et après, Sire?

[p. 238]

- Ja après! Dan zijn we dood!

- Ja, dan zijn we dood, maar sterven moeten we vroeger of later toch, en kunnen we op een fatsoenlijker manier omkomen? Ik zelf in den strijd voor de zaak van mijn Koning en Meester, en Uwe Majesteit, terwijl u uw koninklijke rechten, ontvangen van Gods genade, met uw eigen bloed bezegelt ...

Heerlijke trouw! Emil Ludwig weet het verhaal heel aardig te pas te brengen, maar aan de groote deugd, waarvan het een prachtig voorbeeld geeft, kent hij geenszins de centrale waarde toe, welke zij o.i. in een Bismarckbiographie hebben moet. Daartoe is zijn historische opvatting te zeer van de Rankiaansche traditie verwijderd.

 

* * *

 

Ons slotwoord moet toch zijn: twee zeer, zeer lezenswaardige biographieën. Ludwig moge dan geen groot historicus zijn, hij is een zeer knap auteur, die boeiend weet te vertellen en in Napoleon en Bismarck prachtige onderwerpen koos.

L. PICARD