[p. 215]

Japansch prentje

Ik verveel mij in het landelijk hotel waar ik lang vertoef. Er is geen conversatiezaal, nooit kom ik mijn kamer uit, zelfs voor mijn maaltijden niet. Soms speel ik 's avonds gehurkt op de mat ‘go’ met de oude tuinman, Hij speelt beter dan ik, altijd verlies ik. Maar ik bewonder hem meer om de witte haarkrans, die hij eerwaardig draagt om zijn aardkleurig gezicht. Ook laat ik wel eens een klein gheisha'tje komen uit het Klimophuis. Aiko, jonkvrouw teederliefje is mijn uitverkorene geworden. Ze is nog kind en eerst was ze bang voor mij en bracht met mijn goedvinden een vriendin mee. Nu durft ze alleen maar ze is niet graag bij mij.

Haar komst maakt de kamer lichter, op haar gewaad vliegen de vogels met uitgespreide vlerken tusschen de bloemen.

Haar gordel sluit een groote vlinder, blauw en goud.

Zij groet knielend onder het glashelder gekletter van haar hoofdsieraden. Om haar te vermaken heb ik nieuwe gramofoonplaten gekocht, maar het zware nadrukkelijke rythme van de Engelsche marschen vermoeit haar. Voor de afwisseling leg ik geldstukken op de plaat. De middelpuntvliedende kracht doet de blinkende schijven door de kamer vliegen. Voor 't eerst zie ik Aiko ongedwongen glimlachen.

Wij doen ook wel eens behendigheidsspelletjes met knikkers, die in glazen doosjes zitten en die langs een weg vol hinderpalen naar het doel gebracht moeten worden. Zij is 't handigst. Terwijl mijn stukken telkens in de hinderlaag vallen, speelt zij het klaar in enkele seconden. Op de maat van de gramofoon wil ik haar een boston leeren. Ik raad dat het te innig contact haar mishaagt, maar ze is te wel opgevoed om dit te toonen. Pas als de dans gedaan is, staat het mij helder voor den geest. Ik in kimono op bloote voeten. Mijn kleine danseuse draaide om mij heen op witte sokjes

[p. 216]

en reikte nog niet aan mijn borst. Ik ben modern bespottelijk geweest.

Vanavond om 8 uur, toen ze weer in mijn kamer kwam kon ik merken dat zij vermoeid was. Als ze niet oplette vielen haar oogen dicht. En zeldzaam, ze was zelfs lichtelijk nerveus. Wat was er gebeurd? Ik heb haar laten vertellen van haar dagtaak. Vanmorgen om 9 uur verveelde zich een heer reiziger door den regen in zijn hotel gehouden. Hij heeft een naam geprikt op de lijst der geisha's en 't was Aiko's naam. Een rickshaw heeft haar gehaald en in zijn kamer heeft ze toegezien bij het ontbijt van den heer reiziger. Het was haar taak te waken, dat de beker van de hooge gast met rijstbrandewijn bleef gevuld. De maaltijd heeft lang geduurd. De eene kelk lauwe alkohol na de andere, terwijl Aiko belangstelling veinzen moest voor z'n vervelende verhalen.

Na nog meer te hebben gedronken is hij dan gaan zingen met een overslaande stem. De goede vormen in acht nemend, heeft Aiko twee uur lang naar hem geluisterd, terwijl hij meer en meer opgewonden, op een hartverscheurende wijs klassieke liederen zong. Nog later toen hij geheel en al beschonken was, heeft hij schandelijke verhalen verteld en gemeene gebaren gemaakt. De walm van zijn adem sloeg haar tegen en al hikkend heeft hij haar willen dwingen tot iets waarvoor ze nog lang niet rijp is. Ze is gevlucht onder voorwendsel dat de rijstbrandewijn op was. Toen ze terugkwam snorkte de vreemdeling. Toen mocht ze ook weggaan. Maar van dien vermoeienden middag heeft ze niet kunnen uitrusten. Ze was nauwelijks terug in 't huis der geisha's, toen alweer de telefoon ging en weer was er iemand in het Kanoya hotel die haar wenschte. Het was de heer Franschman (d.w.z. ik). Dus nu nog een afmattende avond met een veeleischend, onbegrijpelijk en lastig personage. O, teederliefje, zoo wreed ben ik niet. Ik ben bedroefd over jouw lot, ik begrijp wel hoe het is elken dag tot speelpop te moeten dienen van mannen, die alleen zijn en zich vervelen. Zonder dat je 't eigenlijk merkt, dringt elk van hen je zijn leven op, ik evengoed. In hun dorst naar het onbereikbaar genot, omvangen zij je met hun lusten en vertrouwelijkheid.

[p. 217]

Jij bent terughoudend en kiesch, de mannen zijn verschillend, maar als ze hebben gedronken, zijn ze allen even ruw. In het snoer van je leven zijn veel zwarte dagen geregen.

Het was duur je hier te laten komen; maar ik zal je maar laten gaan en je niet moe maken. De rickshaw rijdt weer voor en brengt je terug naar 't klimophuis en naar bed. Ik wil dat je over een uur in diepen kinderslaap ligt. Toen ik dertien was, ging ik ook vroeg naar bed.

 

roval