[p. 1131]

De Keerzijde

Ter vervanging van Forum

Wij bereiden ons met een gevoel van sereniteit en versterving op den dood voor, nu wij de necrologieën lezen, die door intieme vrienden en vijanden aan ons worden gewijd. Vooral die van onzen goeden vriend Joh. de Maegt, die zijn naam met zooveel eere draagt, heeft ons getroost. Wij loochenen niet, dat op ons graf niet van onverdeelde deugden kan worden getuigd. Wij waren óok maar zondaars. Wij begrijpen dat voor één keer Joh. de Maegt een Keerzijde de moeite waard heeft geacht. Hij heeft er anderhalve kolom aan gewijd om ze op alle punten te bevestigen. Overigens heeft hij een stillen traan gestort, omdat plaatsgebrek hem heeft belet Forum zoo goed als de Vlaamsche Gids te behandelen, alhoewel overwegingen over de kortheid van het leven hem af en toe aanleiding waren om den blik op belangrijke geesteswaarden te slaan en van Forum af te wenden. Voor een necrologisch afscheid nochtans werd kost wat kost plaatsruimte geschapen. Hiermede is wat wij als een smartelijk onrecht beschouwden aan ons goed gemaakt. Wij nemen afscheid met de woorden uit een beroemde ballade:

 
Frères humains qui après nous vivez,
 
N'ayez les cuers contre nous endurcis...

Reeds is het ons ijl te moede. Van de andere zijde van alle goed en kwaad blikken wij op de plek van Forum, die weldra leeg zal zijn en waar nu plaats is voor een blad, waarvan Joh. de Maegt in onze necrologie het programma heeft geschetst:

Een blad waarin journalistiek-letterkundig, d.i. zakelijk, levendig en aktueel, alle onze kunstuitingen worden besproken - muziek, film, radio, dans inbegrepen; waarin we zouden ijveren voor zuivere taalvormen, voor verspreiding van het algemeene Nederlandsch, zouden strijden tegen de toenemende klankverdoffing van onze taal in Noord en Zuid; waarin we het dilettantisme zouden aanmoedigen in den ouden vorm, ook weer terug zouden voeren tot beoefening en zoo tot begrip van muziek en kunstdans, die zoo deerlijk in 't gedrang komen door radio en ‘jazzhot’...

Nu onze stoffelijke gedaante ons weldra zal ontvallen wordt er inkeer over ons vaardig. Te laat, te laat voor ons. Wij kunnen slechts, uit ons vagevuur, met instemmende gebaren en verstorven mond beduiden: - ‘Het is goed te strijden, maar dan ook energiek te strijden, voor wezenlijke waarden, tegen de toenemende klankverdoffing van onze taal en voor een deugdelijk dilettantisme, met verwerping van alle critische methoden, die luiaardij kweeken bij den lezer en er hem niet voor hoeden de schoonheid, die in elk werk schuilt, achteloos voorbij te gaan. Ja, waarom niet de oude Kamers

[p. 1132]

van Rhetorijke vernieuwen? Er heeft toch ook in de Fransche cultuur een “Association pour porter dans les classes pauvres les bienfaits de l'imparfait du subjonctif” bestaan, - al stak misschien onder dat initiatief wat wuft spel zonder voldoende belang.’

Het tweede voorstel van Johan de Maegt heeft ons, nu wij op het punt staan in de stoffelooze wereld zuivere geesten te worden, de oogen met de handen doen bedekken.

En kon dat niet, (met dat nieuw kunstblad) waarom zouden we niet trachten, in dien geest nieuw leven te geven aan een of ander bestaand Vlaamsch maandschrift, als bijv. den door M.R. versmaden Vlaamschen Gids?

Een laatste roze blos stijgt ons naar de slapen, die te weinig met het rood der schaamte waren gekleurd. Er staat immers naast onze necrologie een bericht, waaruit blijkt, dat ‘het algemeen maandschrift “De Vlaamsche Gids” nu zijn 24en jaargang intreedt onder een vernieuwde redaktie, nl. van prof. dr. Maurits Basse, prof. dr. Camiel De Bruyne, André De Ridder, Louis Franck, Lode Monteyne, prof. dr. Maurits Sabbe, Arthur Vanderpoorten, dr. Jozef Van Tichelen, prof. Hans Van Werveke, prof. Jozef Vercoullie en prof. dr. René Verdeyen.’

‘Was het wel vriendelijk vanwege iemand, die den Vlaamschen Gids blijkbaar in eere houdt, om op dit moment te spreken van hem nieuw leven in te blazen. En wij die dachten, dat hij met die vernieuwde redactie zooals de wandelstaf van Heer Danneelke volop leven en bloeien zou... Bij ons weten is ook André De Ridder prof. Zeven professoren, waaronder er eerbiedwaardige zijn, en dan te moeten lezen: ‘trachten hem nieuw leven te geven’. Van achter een verre wolk zullen wij dat beloftevol schouwspel gadeslaan: nu wij het gebied van den dood betreden, zeven professoren, die - het is nooit te laat - in den 24en jaargang van den Vlaamschen Gids den dood voor het leven doen wijken. Maar stil, daar is voor ons de weldoende man met de zeis. Vrede zij op aarde den argeloozen en braven.

 

M.R.