[p. 1107]

Moederschap

I

 
het leugenachtig lied der gonzende seringen
 
lost de verleiding die naar luie dalen wenkt
 
voor uw bekoring schip dat aan de wandelingen
 
en aan de wegen van uw vrije zeeën denkt.
 
 
 
de liefde lei de vracht der bandeloze vruchten
 
in de schuilhoeken van uw bange lentedroom
 
gij rilt in het azuur der waterklare luchten
 
o onbeweeglik kind gij mateloze boom
 
 
 
lokt uit de haag van 't hart de vogel van verlangen
 
die nestelt in uw haar en zingt voor tijdverdrijf
 
gij die het lichaam van de slanke waterslangen
 
beledigt met de pracht van uw beladen lijf
 
 
 
die ons herbergzaam hart met wrange dorsten vleiend
 
naar wondre kusten van de witte morgen tiegt
 
o boeg ovale buik die naar geboorte schreiend
 
uw vruchtenrijkdom op de waterheupen wiegt
 
 
 
bedroefde moeder die de rozen uwer dromen
 
in de geloken tuin der lenden heb geteeld
 
uw pijn verrijkt ons hart met de regen der vrome
 
dranken van overzee die onze monden streelt
 
 
 
wellust van wilde wijn ontronnen aan de dronken
 
druiven die liggen langs het weelderige hoofd
 
gij hebt ons volheid van het zonnezaad geschonken
 
dat met zijn vruchtbaarheid de dode machten dooft.
[p. 1108]

II

 
warend zijn ademstil over de golvenruggen
 
de zoete voeten van de vissen van uw leed
 
nog waant gij u de wens vliegen in de vlugge
 
vluchten van vogels die verschrokken van de kreet
 
 
 
der kopren morgenkeel handig hun tuimelingen
 
verhalen in de pijn die op uw peluw schreit
 
als gij verlaten van de late drenkelingen
 
alleen met uw geloof aan uw oneindigheid
 
 
 
ligt in het gure bed met heilige handen
 
der masten biddend naar de hemelen gericht
 
schuift uit het schaarse bloed van de gescheurde wanden
 
de goddelike schuit verlost in huilend licht
 
 
 
dan rijst in u de roes der liefdedronken zeeën
 
die het giftig geluk in uwe longen giet
 
gij ademt in de wind der zinneloze weeën
 
en zoekt verloren naar de zinnen van het lied
 
 
 
der vissen die de zee en hare zieke machten
 
bezielen met de geur die uw begeerte splijt
 
als in de zoetheid van uw maagdelike nachten
 
wenend een waternimf zich aan uw reling vleit.

Bert de Corte