[p. 178]
Orthodoxie
Hij is een zeer beruchte papenvreter;
- hij zegt; zijn over-overgrootpapa
joeg d'inquisitie door de bosschen na,
om dien stookte de beul het houtvuur heter. -
Zijn vette vinger wijst in de foliant
het jaartal en de naam van dezen ketter;
zijn vinger streelt de fraai gothieke letter;
ik denk: ‘En toch heb jij een papenhand;
en toch heb jij dezelfde streken beet;
't is mij aleens van Rome of Dordt gebeten;
bet-overgrootpapa's kan ik vergeten,
maar niet dat stom-gedragen werkersleed;
die trage koppen onder jouw gehoor,
die twee-maal drie uur 's Zondags jou gedogen;
traditioneel brak jij in deze ogen
de Menslijkheid; jij ging in ootmoed voor
en schreeuwde lasterlijk den Schepper aan
en braakte een taal, die ik niet neer durf
schrijven:
maar dieper bogen zich die werkerslijven
en meer beangst kon ieder huiswaarts gaan.
[p. 179]
Da's ied're Zondag weer hetzelfde lied:
jouw kwijlend bidden voor gekroonde-Hoofden,
die zelf aan God noch Zijn gebod geloofden -
(maar, Dominee, dat weet jouw volkje niet.)
je preken tegen die 't verzet bestaan,
tegen rechtvaardigen, die willen leven -
jij durft geweren in veel handen geven
en met je woord voer jij de dwepers aan,
en zweept hen op, dat zij 't Gezag gaan
schragen
van “een-door-God-gegeven-Overheid” -
jij ruikt een nieuwe, bloederige tijd
en zult je honden naar de steden jagen.
Dat alles zie ik en die witte kerk,
jouw lijdzaam volk, die burgerwachtgeweren,
en jij, die bij de adel gaat dineren:
't is erger mij, dan Alva's beulenwerk.’
J. van Hattum