[p. 65]
Vlaanderen
[p. 66]
Verrassing
Haar oog ging over mij: een wolk die snel
den vrede opschrikt van het bezonde
veld;
maar zonder dralen komt zon aangewuifd
en 't land ligt weer in geur van zon
gehuifd;
zoo schoof, mij over, deze blik van haar
en liet mij 't volgend oogenblik weer
klaar.
Doch van een klaarte niet meer onvermengd.
Gelijk het land verdord van zon,
verzengd
van eendre zon altijd, naar regen snakt
en sterker snakt en snakt tot berstens
toe:
zoo kiemde nu, zoo groeit elk oogenblik,
zwelt uur aan uur 't verlangen naar dien
blik.
Gij weet, mijn vrienden, hoe de zorgen niet
te schenden mij vermochten, hoe
verdriet
- nog steeds gekoesterd - glimlachte op mijn
mond;
hoe elke roes, na wilden nacht, mij
vond
- ondankbaar niet - maar helder van begeeren
naar vrede dien geen smart of lust kan
keeren.
Zoo lag ik, land in zeekre zon gehuifd,
waarover wel een snelle schaduw
schuift,
maar daadlijk weer vertrouwde klaarten beven.
Toen streek haar blik mij langs. Er
bleven
één stond vier oogen trillen aan elkaar.
Waarom is nu mijn vrede mij zoo
zwaar?
Herreman