[p. 1046]

[O laat ons scheiden, voor de dag begint]

 
O laat ons scheiden, voor de dag begint;
 
Te veel heeft ons de lange nacht geschonken,
 
Te diep en vast was hart in hart verzonken,
 
Verlaat mij nu, terwijl ge nog bemint.
 
 
 
Nog juicht het bloed, nog zijn de zinnen dronken,
 
Ga heen, voor ik mijn eenzaamheid hervind,
 
En voor ter koelte van den ochtendwind
 
Vergaan van dezen nacht de laatste vonken.
 
 
 
De dag zal treffen, wat de nacht beschut,
 
Twee werelden moeten elkaar beroeren
 
En zich vermengen tot een bleeken schijn;
 
Wat zondt gij deelen mijn ontwaakte pijn!
 
Laat door de jonge stralen u ontvoeren,
 
Nu van den droom de bron is uitgeput.

H.W.J.M. Keuls