[p. 43]

Vlaanderen

[p. 44]

Bij een Sterfbed

 
Dat wij allen
 
aan dit leven
 
kleven
 
lijk een oester aan haar schelp,
 
lijk aan den tepel der leeuwin
 
de weeke welp,
 
doet dat mij beven?
 
Of is het dat oud en diep verdriet
 
om den dag die heengaat,
 
om een bron die in zand vervliet,
 
om Oedipous die ons blind en klagend
 
verlaat?
 
 
 
Gele dood, stomme dood,
 
elke porie wordt een wonde,
 
ik bloed zwijgend, langzaam uit.
 
Mijn zoetste ketens, vleesch en geest,
 
hebt gij weer plots ontbonden.
 
Ik ben uw buit, ik ben uw buit.

Marnix Gijsen