A. Defresne:
Cagliostro, tragi-comedie in negen tafereelen.
HOEWEL Cagliostro geleefd heeft - in de 18e eeuw - en verschillende gebeurtenissen uit het stuk ook inderdaad in dien tijd zijn voorgevallen, is de bedoeling van dit stuk allerminst een historisch drama te zijn. Zoowel decors als costuums zijn aan geen tijd gebonden, hoewel de meest aan te bevelen aankleeding die fantastische is, wier motieven aan de 18e eeuw ontleend zijn.
Eerste tafereel
Avond. Hevig onweer.
Herbergier.
Houthakker.
Zwerver.
Bij het opgaan van het licht alle drie om een tafeltje in geëmotioneerd gesprek. De herbergier staat, de anderen zitten.
Ik...
Gr.... Gr.... Groote God!
Ik....
Geef me een slok! Geef me gauw een slok!
O.... o.... o....
Ook een!
Dadelijk! Dadelijk! Dadelijk! Ik zeg jullie, dat er geen God is.
Natuurlijk niet, natuurlijk niet! De kneep zit 'm in de vrouwen.
Nee, nee, nee, nee, het bewijs, het bewijs, dat is het eenige, waar je op vertrouwen kunt.
En 't zit 'm in de g.... g.... g....
Precies! De geestelijkheid! De kapelaan lachte na de feestelijke intocht over de pastoor en de pastoor over de bisschop en alle drie knipoogden ze tegen dezelfde dienstmeid. En alle wijven van 't dorp waren jaloers op die dienstmeid, die van de burgemeester is en die zelf ook met 'r hoereert.
En de K.... K.... K....
Precies! De Koning is ook niets meer waard. Die heeft ook al zoo'n bijwijf, dat al 't geld van 't land uitgeeft. En alle edelen zijn vrouwenjagers, want er is geen wet meer. En daarom zeg ik, dat er geen God is.
Nee! Weten jullie wat God is? God is.... een trilling.
(De drie mannen schuilen weer angstig bijeen).
Dat is.... is ook een trilling. Ik las 't in een boek, in een groot boek.
Geef me een slok! geef me gauw een slok.
O.... o.... o....
Ja, ja, ik weet wel!
Heb.... heb jij wel eens een weerwolf gezien?
Ik?
Ja, niet iedereen kan 'm zien, begrijp je? Je moet daarvoor in.... hm.... in de wetenschappelijke positie zijn, begrijp je? Ik heb zooals jullie weten nogal veel gelezen en jij als houthakker met je hut in het bosch....
Als ik een weerwolf tegen kwam, zou ik hem de hesens inslaan, dat zou ik. Maar er zijn geen weerwolven, net zoo min als er een God is of een wet. Er is niks! De vrouwen hebben....
Wat praat jij toch altijd over de vrouwen, de vrouwen. Ik heb er drie versleten. De een na de ander stierf me. Maar wat zegt dat? Omdat jij er geen hebt kunnen krijgen, daarom zijn de vrouwen nog geen bewijs. Een vrouw is nooit een bewijs, kàn ook nooit een bewijs zijn.
Wie zegt, dat ik er geen heb kunnen krijgen, kon....
Wel.... wel tien aan iedere.... vinger.... als.... als ik maar gewild had.
Ben jij met zulk weer... wel 's op de weg geweest?
Heb jij dan bij gewoon weer 's nachts ook nooit een weerwolf gezien, jij als zwerver.
N.... n.... n....
Nee?
Ja?
Je liegt!
Ja, wat beteekent dat nou? Wil je nou tegen hem zeggen, dat je niet liegt of bedoel je dat je er nooit een gezien hebt?
N.... n.... j.... j....
Heb je d'r een gezien of heb je d'r geen gezien?
N.... n....
En je zei zoo even ja?
O.... o.... omdat jij.... n.... n.... hij..... hij....
Nou, vooruit nou?
Laat 'm nou uitspreken!
O.... omdat j.... jij.... eerst n.... n....
Regen en wind.
Wat is dat?
Help!
Er zijn nu niet anders dan weerwolven en geesten op den weg. Dat vat je?
Wat zeg je?
Dat er geesten op den weg zijn!
Doe de deur dan dicht, ploert!
Ja, Ja!
Heb jij altijd zoo gestotterd?
J.... j.... ja.
En zwerf je al lang langs den weg?
J.... j.... ja.
Hoe lang?
We.... wee....
Weet je dat niet?
N... n.... nee.
En.... uh.... hoe komt dat zoo, dat je zwerver bent?
W.... w....
Weet je dat ook al niet?
Heb je dan geen ouders gehad?
N.... n.... n....
Nee?
Nee?
Heb jij geen ouders....
Jij bent een weer....
N.... N.... nooit ge.... gek.... k....
Gekend?
Maar je hebt toch wel ouders gehad, hè?
Geef me een slok.
M.... m.... m....
Ja! ja!
Stil 's!
Wat.... wat is er?
Hoor jij niets?
Neen!
Ik dacht, dat ik hoorde roepen!
Dat zijn de lokgeesten.
Of een weerwolf, die een vrouw wegvoert.
Lokgeesten! Geen mensch is natuurlijk met dat weer buiten. De weg is stampvol met geesten. Dat is zeker. Maar als jij ze hoort, is dit een bewijs, dat ze je al voor een deel te pakken hebben! Ik hoor niks!
Wat nou te pakken hebben?
De lokgeesten, jou!
Iemand, die mij te pakken wil nemen, breek ik de nek!
J.... j.... j....
Dat lieg je, smeerlap!
Geloof jij, dat dat misbaksel al eens een vrouw gehad heeft?
Ja, waarom zou hij niet! Dat jij er nooit een....
Dan zijn jullie alle twee smeerlappen! Dan kunnen jullie alle twee den nek gebroken krijgen!
A.... u.... a....
Houthakker hou nou je gemak, anders wordt je weer bezeten! Ik zei je al dat ze je te pakken hebben!
Ik zal jullie alle twee de strot doorsnijden! Ik zal jullie....
Nee! Pas nou op, houthakker! Hou je nou kalm!
A.... a.... a....!
De deur wordt opengetrapt.
Cagliostro staat in de deur. Jonge man. Kletsnat
Hij draagt zijne vrouw die bewusteloos is in de armen.
Hoorden jullie me niet roepen om licht?
Jezes, Marie, Josef!
Ik moet brandewijn hebben! Mijn vrouw is flauw gevallen!
Dat.... dat is een weerwolf die een vrouw besprongen heeft!
Wie ben jij?
Wij zijn onderweg naar de Fransche grens en hebben reeds twee dagen niet gegeten. Ik moet jullie brandewijn en wat eten vragen, goede menschen, want ik heb geen geld! Ik heb niets dan mijne vrouw, die....
Och, Joseph....
Ben je daar weer, lieveling. Stil nu maar, mijn lieve vrouw, stil nu maar. We zijn hier voorloopig veilig en we krijgen eten en drinken. Dan gaan we verder. Nog een uurtje en we zijn in Frankrijk. Dan is alles goed! Maar je moet niet meer flauw vallen, me niet meer alleen laten, bij me blijven.
Geen druppel! Geen brok! Je moet niet de bijl gebruiken! Je moet 'm met 't mes drie kruisteekens over zijn gezicht geven. Dan is ie ineens weg!
Ik zal jullie later alles duizendmaal vergoeden, want ik ben op weg naar 't beloofde land!
Onze vader, die in de Hemelen zijt, geheiligd zij Uw naam....
Joseph!
Dat is de weerwolf! Dat is de demon! Dat is 't booze oog! Dat is de duivel, die mijn ouders wegnam! Achter boomen, onder struiken, in 't koren, op de schoorsteenen, achter iedere donkere deur, in de droomen van alle menschen, daar leeft hij al jaren. Hij nam mijn stem! Hij na....
Drie maal zeven en de staart van een rat! Brood en vleesch op de toonbank of ik roep de poedel op, die met een leger van weerwolven de zielen opvreet en de lichamen leeg zuigt.
vergeef ons onze schulden zooals wij ons onze zonden vergeven.... achot.... ik ben in de war.
De bokspooten! Ik hoor de bokspooten!
Paarden, Joseph! De gendarmen!
Kom! Snel!
Ik kan niet meer! Ik ben zoo ziek! Ik ben zoo moe!
Is dit bestaan niet vervloekt van het begin tot het einde.
moeten we nu van elkaar af, als we gevangen genomen worden, Joseph, moeten we van elkaar af?
Gevangen? Wie? Jij? Ik? Hahah! Ik? Gevangen? En
waar naar toe gebracht? Naar de hel of de hemel? Hahaha! Er is nog nooit iemand geboeid voor de poort van den hemel gebracht en wij deden nooit iets kwaads! Hoe moet dat dan? Hahaha!.... Kom, lieveling, doe je oogen dicht en droom dat ik een engel ben. Ik zal je in mijn armen dragen tot voor de troon van God.... als als.... ik hem vinden kan!
Ik ga 't huis niet uit voor je den drempel gewasschen hebt met wijwater.
Was hier een man en een vrouw.
Goddank! alle jesses, goddank! Nee, hier was geen man met een vrouw, hier was....
Een duivel! Een weerwolf was hier! Jaag hem met de paarden na! Sla hem kapot! Neem hem de vrouw af! Neem hem de vrouw af, de vrouw, de vrouw!
Zwets niet! Een dief, een oplichter! Welke kant gingen ze uit?
Dat weet ik niet! Ik weet alleen dat hij een vrouw had.... een vrouw....
Ze zijn zoo even hier geweest! Zoek de buurt af!
Waar heb je hem voor 't eerst gezien?
Hij heeft hem heelemaal stom gemaakt.
Slik eens.
Kuch eens!
Waar ga je heen?
Ga je hem na?
Ik zou hem ook wel na willen.
Jij ook? Waarom?
Weet niet... De zwerver is bezeten.
De vrouw ook!