[p. 55]
[p. 56]
Halbo C. Kool:
Weerzien
BLADEREN woeien langs onze wangen,
voorbij mijner armen fluisternis
over ons dwingende verlangen
verder en weg in de duisternis:
zij schenen verrukt, hun tocht gewis.
Bladeren waaien langs mijne handen,
nu ik dit schrijf overdag en alleen
in hetzelfde park, op de bank van voorheen;
en nu zie ik: over de landen
waaien ze verder, nergens heen.