[p. 55]

Halbo C. Kool:

Delirium

 
GEEF mij de koppen van die flesschen
 
ik wil branden
 
 
 
de toonbank is een ijskam van verlangen
 
dit glas valt stuk
 
meteen
 
 
 
en met hun zessen
 
zie ik
 
 
 
ik zie
 
 
 
Wat druipt er langs mijn handen?
 
Het schreit!
 
 
 
zie ik maar drie
 
 
 
de wanden
 
zijn gaten in de eeuwigheid.
[p. 56]

Halbo C. Kool:
Weerzien

 
BLADEREN woeien langs onze wangen,
 
voorbij mijner armen fluisternis
 
over ons dwingende verlangen
 
verder en weg in de duisternis:
 
zij schenen verrukt, hun tocht gewis.
 
 
 
Bladeren waaien langs mijne handen,
 
nu ik dit schrijf overdag en alleen
 
in hetzelfde park, op de bank van voorheen;
 
en nu zie ik: over de landen
 
waaien ze verder, nergens heen.