[p. 48]
A. Roland Holst:
De tweede komst
Naar W.B. Yeats: ‘The Second Coming?’
OMGAAND en omgaand in de steeds wijder kringloop
hoort nu de valk niet meer de valkenier;
't valt ál uiteen; het midden houdt geen stand;
barre anarchie, het bloedverduisterd tij,
wordt op de wereld losgejaagd; alom
gaat onschuld's plechtigheid in de golven onder;
de besten zijn onovertuigd; de slechtsten
zijn vol hartstochtelijke hevigheid.
Een openbaring moet ophanden zijn;
de Tweede Komst moet wel ophanden zijn.
De Tweede Komst! Aanstonds met deze woorden
verstoort een machtig beeld uit Spiritus Mundi
mijn blik: ergens in het woestijnzand gaat
'n gedaante, een leeuwenlijf met menschenhoofd,
zijn trage dijen roeren, wijl rondom
tuimlen schaduwen van de gebelgde vooglen
der woestijn; weer valt het donker; maar nu weet ik,
dat twintig eeuwen steenen slaap tot spookdroom
werden gekweld door een schommelende wieg;
en welk rauw beest, nu zijn uur ten laatste sloeg,
sleept zich naar Bethlehem om te worden geboren?
[p. 49]
A. Roland Holst:
Een dure eed
Naar W.B. Yeats: ‘A deepsworn vow’
ANDREN, daar gij niet hebt gehouden
dien duren eed, konden met mij zijn;
toch, altijd als 'k den Dood kijk in 't gelaat,
als ik de hoogten der Slaap opklauter,
of als ik opgewonden raak van wijn,
plotsling, ontmoet mij uw gelaat.